Vijftien jaar geleden was de combinatie van studeren en ondernemen nog een ongekend fenomeen. In 2022 registreerde het RSVZ maar liefst een verzevenvoudiging van het aantal student-zelfstandigen tegenover 2014. Deze groei is mede te danken aan de invoering van een apart sociaal en fiscaal statuut voor student-zelfstandigen op 1 januari 2017. Ondanks deze positieve ontwikkelingen, zijn er sinds de invoering van het statuut voor de student-zelfstandige in 2017 ook enkele uitdagingen naar voren gekomen.
Een werkgroep binnen het Forum Ondernemend Hoger Onderwijs van VLAIO stelde een nota op om vier uitdagingen aan te kaarten, daarin pleiten we voor een aanpassing in de huidige wetgeving (BS 30 december 2016).
Een van de grote beperkingen in het huidige fiscale statuut voor student-zelfstandigen is de leeftijdsgrens. Volgens de huidige wetgeving moet de student minimum 18 jaar en maximum 25 jaar zijn
Discriminatie op basis van leeftijd
Een van de grote beperkingen in het huidige fiscale statuut voor student-zelfstandigen is de leeftijdsgrens. Volgens de huidige wetgeving moet de student minimum 18 jaar en maximum 25 jaar zijn. Deze beperking leidt tot discriminatie in vergelijking met het statuut van jobstudent, waarbij geen maximumleeftijd geldt. Studenten die ouder zijn dan 25 jaar ondervinden hier nadeel van, aangezien zij direct als zelfstandige in hoofdberoep moeten starten.
Er zijn drie groepen die nadeel ondervinden van deze leeftijdsbeperking. De eerste groep bestaat uit studenten die net ouder zijn dan 25 jaar en bijvoorbeeld nog een schooljaar afwerken op hun 25ste of 26ste. De tweede groep bestaat uit oudere studenten die na werkervaringen hun studies hervatten. De derde groep zijn bijvoorbeeld student-ondernemers die langer over hun studies doen net omdat ze beide activiteiten combineren. Deze groepen kunnen geen gebruik maken van het fiscaal statuut van student-zelfstandige. Aangezien studeren niet erkend is als ‘hoofdactiviteit’, kunnen zij niet starten in bijberoep en moeten ze direct in hoofdberoep beginnen. Dit werkt discriminerend en demotiverend, vooral omdat werkzoekenden wel in bijberoep kunnen starten via het Springplanktraject als ze bijvoorbeeld een knelpuntopleiding volgen via de VDAB (RVA.be, 2022).
Gezien de geringe marge voor misbruik bij het weglaten van deze leeftijdsgrens, streven we ernaar om het statuut van student-zelfstandige zoveel mogelijk gelijk te schakelen met het statuut van jobstudent. De student moet nog steeds actief deelnemen aan lessen en examens, waarvoor de reeds bestaande controle noodzakelijk blijft. Verder gaat dit over een maximale besparing van 3.496,76 euro (=in 2023 de minimale sociale bijdrage voor iemand in hoofdberoep) voor de ondernemer als hij/zij/die student is. Dit is alleen relevant bij prille ondernemers voor wie dat bedrag een groot verschil maakt. Het gaat hier over ondernemers met een jaarlijks netto belastbaar inkomen lager dan 16.409,20 euro (2023).
De kosten voor inschrijvingsgeld, lessen en examens wegen niet op tegen de baten van vier kwartalen sociale bijdragen. Deze maatregel is dus vooral interessant voor startende ondernemers, omdat de student-ondernemer geen sociale rechten opbouwt.
Het moment waarop de student-zelfstandige moet overschakelen naar zelfstandige in bijberoep of hoofdberoep zorgt voor veel verwarring
Moment overschakeling van student-zelfstandige naar zelfstandige in bijberoep of hoofdberoep
Het moment waarop de student-zelfstandige moet overschakelen naar zelfstandige in bijberoep of hoofdberoep zorgt voor veel verwarring. Het statuut van student-zelfstandige eindigt wanneer de student stopt met studeren of afstudeert, maar de datum van beëindiging kan sterk variëren. Dit zorgt soms voor een periode waarin de student binnen de hoger onderwijsinstelling nog als student wordt beschouwd en nog als jobstudent kan werken, maar niet meer onder het fiscaal statuut van student-zelfstandige valt omdat dit werkt volgens kwartalen.
Het is belangrijk dat er op federaal niveau wordt beslist dat het statuut van student-zelfstandige geldt tot de student afstudeert en het diploma is uitgereikt, en niet tot wanneer de lessen stoppen, net zoals bij het statuut van jobstudent. Er moet een duidelijke definitie komen van het begrip ‘afstuderen’.
Momenteel geldt er enkel een tolerantie voor student-zelfstandigen die in juni afstuderen: zij kunnen nog ondernemen tot en met eind september als student-zelfstandige. Deze tolerantie zou ook moeten gelden voor studenten die in januari afstuderen, zodat zij tot het einde van het kwartaal de tijd hebben om een beslissing te nemen. Dit is momenteel niet het geval.
In het jaar waarbij de student met een gemengd statuut te maken krijgt (bijvoorbeeld student-zelfstandige en zelfstandige in hoofdberoep in hetzelfde kalenderjaar), ontstaat er vaak een groter probleem. Wanneer het jaarinkomen de grens van het wettelijk minimum in hoofdberoep overschrijdt tijdens het schakeljaar, vervalt het groeipakket voor het volledige jaar. Hierdoor moeten ouders het groeipakket retroactief terugbetalen voor het volledige kalenderjaar. We stellen voor om dit gelijk te schakelen met een student die na de studies een job start waarbij de uitkering van het groeipakket per maand wordt bekeken en er geen retroactieve terugbetaling optreedt.
Administratieve vereenvoudiging en digitalisering
Het huidige systeem brengt een aanzienlijke administratieve last met zich mee voor studenten, onderwijsinstellingen en ondernemingsloketten. De procedure voor het verkrijgen en opvolgen van het statuut is complex en vraagt om uniformering en digitalisering.
Wij stellen voor om in samenspraak met hoger onderwijsinstellingen en ondernemingsloketten af te stemmen om de administratie te optimaliseren en vereenvoudigen. Dit omvat onder andere de digitalisering van inschrijvingsattesten bij hoger onderwijsinstellingen en het toelaten van een puntenbriefje als bewijs van deelname aan lessen en examens. Alternatief moeten uniforme manuele formulieren nog steeds worden voorzien.
Eén bron en aanspreekpunt voor alle vragen omtrent het fiscaal en sociaal statuut student-zelfstandige
Een bijkomend probleem is het gebrek aan een eenduidige bron of aanspreekpunt voor vragen over het statuut van student-zelfstandige. Verschillende instanties geven vaak tegenstrijdige informatie, wat leidt tot verwarring en misinterpretatie. Het is cruciaal om één centrale bron of aanspreekpunt te creëren die consistente en accurate informatie kan bieden aan studenten, onderwijsinstellingen en ondernemingsloketten.
Vanuit het Forum Ondernemend Hoger Onderwijs hebben wij de website www.studentzelfstandige.be opgezet. Hier staat alle informatie omtrent het statuut van student-zelfstandige vermeld, evenals doorverwijzingen naar relevante partijen en ondersteunende ecosystemen.
Conclusie
Het statuut van student-zelfstandige is van grote waarde en heeft bijgedragen aan een toename van ondernemerschap onder studenten. Cijfers van het RSVZ tonen aan dat dit statuut op de lange termijn voor economische meerwaarde zorgt waarbij bijna 50% van de student-zelfstandigen verder onderneemt in hoofd- of bijberoep (RSVZ, 2022). Vanuit het Gentse en Vlaamse ecosysteem willen we deze positieve trend voortzetten en zelfs versterken. Mits enkele optimalisaties aan het statuut kunnen we nog meer studenten motiveren en stimuleren om te ondernemen. Dit komt niet alleen de studenten zelf, maar ook de bredere maatschappij ten goede.
Met dit artikel wil ik het gesprek openen om het fiscale statuut nog beter af te stemmen op de noden van de doelgroep en ervoor zorgen dat de komende generatie studenten nog meer gaat ondernemen. Voor meer informatie of vragen kan u contact opnemen met mij via margot.vandenbossche@arteveldehs.be.
Voor alle bronnen en de volledige nota verwijs ik graag naar de nota 'Problematiek fiscaal en sociaal statuut student-zelfstandige'. Voor meer info kan je ook hier terecht.
0 reacties