De rulingcommissie heeft eind juli (weliswaar pas vorige week gepubliceerd) een eerste ruling afgeleverd over het nieuwe fiscaal stelsel inzake de auteursrechten. De ruling werd aangevraagd door een auteur die regelmatig fiscale artikels schrijft voor een vaktijdschrift. De juridische uitgeverij betaalde voor de overdracht van de auteursrechten een vergoeding. De auteur vroeg aan de Rulingcommissie of en in welke mate deze vergoeding kon genieten van het fiscaal stelsel inzake de auteursrechten.
Eerste ruling over het nieuwe fiscaal stelsel inzake auteursrechten
Wat belangwekkend is aan deze ruling is dat het de eerste ruling betreft waarbij de rulingcommissie zich uitspreekt over het nieuwe fiscaal stelsel inzake de auteursrechten.
Uit deze eerste beslissing van de rulingcommissie kunnen alvast enkele belangrijke elementen worden afgeleid:
- De rulingcommissie is van oordeel dat het toepassingsgebied van het nieuwe fiscaal stelsel niet te eng mag worden geïnterpreteerd. Het gaat dus volgens de rulingcommissie niet enkel maar om de ‘klassieke’ artiest, maar ook om auteurs van wetenschappelijke artikels. De rulingcommissie is om die reden dan ook van oordeel dat de betrokken artikels kunnen worden aangemerkt als werken van letterkunde of kunst.
- Met de hervorming van het fiscaal stelsel inzake de auteursrechten werd een relatieve beperking ingebouwd. Met name het vermoeden van rechtswege dat het om roerende inkomsten gaat, geldt slechts als en in de mate dat het onderdeel 'auteursrechten' niet hoger is dan een bepaald percentage van de totale vergoeding die wordt verkregen. Met name maximaal 50% in 2023, 40% in 2024, om uiteindelijk op het definitieve percentage van 30% te landen vanaf 2025. Deze procentuele beperking geldt evenwel niet als de overdracht niet gepaard gaat met een andere prestatie, en evenmin als de auteursrechten naderhand worden verkregen, losstaand van de initiële vergoeding die ook een vergoeding voor de geleverde prestaties omvat.
Beperking van de beperking
De rulingcommissie is van oordeel dat de relatieve beperking enkel zal spelen in de mate dat er wel sprake is van een prestatie die gepaard gaat met de overdracht van de auteursrechten en naburige rechten. Dat zal dan volgens de rulingcommissie hoogstwaarschijnlijk zijn in gevallen waar de auteur werkt ‘onder het gezag’ of ‘in opdracht van’ de voornoemde juridische uitgeverij.
In casu stelt de rulingcommissie dat de inkomsten uit de auteursrechten buiten het kader van de beroepsactiviteit zullen worden verworven en dat er dus niet ‘onder het gezag’ of ‘in opdracht van’ de voornoemde uitgever wordt gewerkt. De rulingcommissie is om die reden van oordeel dat in casu de overdracht of het verlenen van de rechten niet gepaard gaat met een geleverde prestatie waardoor de bovenvermelde procentuele beperking geen toepassing vindt.
Draagwijdte van deze bepaling onduidelijk
Het valt toe te juichen dat de rulingcommissie het materiële toepassingsgebied van het nieuwe fiscaal stelsel inzake de auteursrechten niet eng interpreteert. Het is tevens bemoedigend dat de rulingcommissie zich voor het eerst uitspreekt over de toepassing van de relatieve beperking. De draagwijdte van deze regel is allesbehalve duidelijk en zal waarschijnlijk aanleiding geven tot een hele reeks rulingaanvragen. Zonder circulaire of enige duiding van de fiscale administratie blijft het in de praktijk zeer moeilijk de draagwijdte van deze bepaling te beoordelen.
Uiteraard blijven wij dit op de voet volgen voor u.
0 reacties