De regering heeft bij KB van 24 april 2020 een tijdelijke beschermingsregeling ingevoerd om ondernemingen die betalingsmoeilijkheden ondervinden ten gevolge van de COVID-19-crisis te beschermen.
Dankzij deze tijdelijke beschermingsregeling werden ondernemingen automatisch beschermd tegen een bewarend of uitvoerend beslag, een faillietverklaring en een gerechtelijke ontbinding. Bovendien konden lopende overeenkomsten niet stopgezet worden wegens wanbetaling.
Dat het ging om een tijdelijke beschermingsregeling – van 24 april 2020 tot 17 juni 2020 – was van meet af aan duidelijk maar het was een algemene verwachting dat deze beschermingsregeling (nogmaals) verlengd zou worden tot minstens na de zomermaanden en liefst tot het einde van dit jaar.
Beschermingsregeling niet verlengd: wat nu?
Ondertussen blijkt echter vast te staan dat deze beschermingsregeling niet verlengd zal worden.
Dat de beschermingsregeling niet verlengd wordt, valt te betreuren. Heel wat ondernemingen hebben immers de kans nog niet gekregen om de financiële klappen ten gevolge van de COVID-19-crisis op te vangen. Zo mocht bv. de horecasector nog maar net een week geleden opnieuw opengaan en dit slechts volgens strikte richtlijnen. Na maandenlange sluiting, zullen de gevolgen – niet alleen voor de horecasector maar ook voor tal van andere sectoren – navenant zijn.
Nu de coronabescherming wegvalt, moeten ondernemingen met financiële moeilijkheden beroep doen op andere beschermingsmaatregelen. Een voor de hand liggende mogelijkheid is een zogenaamde gerechtelijke reorganisatie, mogelijks het redmiddel voor tal van ondernemingen in moeilijkheden ter vermijding van het faillissement.
Wat is een gerechtelijke reorganisatie?
De gerechtelijke reorganisatie beschermt de onderneming tegen haar schuldeisers.
Indien de onderneming geconfronteerd wordt met tijdelijke en ernstige betaalmoeilijkheden, kan de onderneming een opschortingsperiode vragen aan de Ondernemingsrechtbank.
Hiertoe moet een verzoekschrift tot het bekomen van een gerechtelijke reorganisatie worden opgemaakt. Belangrijk is dat van zodra het verzoekschrift is neergelegd bij de Ondernemingsrechtbank, de onderneming meteen bescherming geniet.
De start van de gerechtelijke reorganisatie zorgt er voor dat de onderneming voor maximaal zes maanden (uitzonderlijk verlengbaar tot achttien maanden) bescherming geniet tegen haar schuldeisers. Door de opschorting van betaling moet men de (bestaande) schuldeisers (historische schuldenlast) niet meer betalen (dit kan onder bepaalde voorwaarden wel nog vrijwillig), terwijl de schuldeisers niet kunnen overgaan tot uitvoering van hun vordering. Let op: alle schulden die dateren van na de opening van de procedure moeten wel betaald worden.
De bedoeling van de gerechtelijke reorganisatie is dat de onderneming opnieuw ‘ademruimte’ krijgt om een doorstart te kunnen maken. De onderneming geniet bescherming voor alle schulden die dateren van vóór de indiening van deze aanvraag. Zij zal vanaf het indienen van het verzoekschrift dus niet meer kunnen failliet verklaard worden. Belangrijk is ook dat de ondernemer ‘baas’ blijft over zijn onderneming, hij verliest het beheer niet over zijn onderneming.
Een gerechtelijke reorganisatie kan verschillende doeleinden hebben, zoals een collectieve kwijtschelding van schulden of de overdracht van de onderneming. Daarover meer in een volgende nieuwsbrief.
Marc D’hoore en Lobke Pottie, advocaten
0 reacties