Het zijn beroerde tijden voor de perceptie van justitie. Via de media raken steeds meer details bekend van de folteringen in de Antwerpse gevangenis. Het wordt stilaan duidelijk dat de gruwel niet enkel het gevolg is van de overbevolking.
Intussen zijn er ook vier magistraten door hun korpsoversten voorlopig geschorst voor hun mogelijke betrokkenheid bij fraude rond de examens die toegang geven tot de magistratuur. Dat dit bij de Hoge Raad voor de Justitie kon gebeuren, het orgaan dat 25 jaar geleden precies werd opgericht om het vertrouwen van de burger in justitie te herstellen, is bijzonder pijnlijk.
Tegen die achtergrond werd vorige vrijdag voor de vijfde keer de ‘Dag van de Rechtstaat’ georganiseerd. Eminente juristen benadrukten het belang voor de democratie van een goed werkende justitie. Dat veronderstelt ook dat de burger die justitie kan vertrouwen en dat vereist een “cultuur van de rechtstaat”. Dat laatste betekent dat ook de politieke wereld die rechtstaat moet steunen om te vermijden dat er situaties van willekeurige machtsuitoefening ontstaan. In een land waar gevangenen mekaar dagenlang kunnen martelen moeten er alarmsignalen afgaan.
Net op dat moment organiseerde een magistratenvereniging woensdag een verkiezingsdebat over justitie. In een goed gevulde zaal van het Antwerps gerechtsgebouw gingen de justitiespecialisten van alle partijen met elkaar in debat. Het beloofde hevig te worden, maar dat viel best wel tegen. Voor een publiek dat voornamelijk uit magistraten bestond was er zowaar plaats voor nuance. Marijke Dillen (Vlaams Belang) gaf toe dat de uitspraak van haar voorzitter – “justitie is rot tot op het bot” – enkel sloeg op één individueel dossier en niet kon worden veralgemeend. Justitie werkt vaak wél goed. Dat moesten ook Peter Mertens (PVDA) en Sophie De Wit (NV-A) toegeven en overigens ook alle andere deelnemers. Iedereen onderschreef ook de stelling dat wat er nu in het gevangeniswezen misloopt de verantwoordelijkheid is van de hele politieke klasse van de afgelopen veertig jaar. Over hoe het nu moet worden aangepakt lopen de meningen dan wel weer uiteen, maar ook die discussies zijn bekend (sommigen willen meer gevangeniscapaciteit, anderen meer alternatieve straffen).
Justitie is natuurlijk veel meer dan enkel strafrecht en strafuitvoering, maar alhoewel de politici zich daar ten volle bewust van zijn blijven ze het toch alleen maar daarover hebben, ook wanneer ze de waan van de dag proberen te overstijgen.
Natuurlijk zijn er tussen de politieke partijen enkele grote principiële meningsverschillen. Zo willen Vlaams Belang en de NV-A justitie (in verschillende varianten) op Vlaams niveau organiseren, wat door andere politieke partijen resoluut wordt afgewezen. Voor Stefaan Van Hecke (Groen) komt de splitsing van justitie de rechtzoekende niet ten goede, maar kadert dit in een ideologisch debat waarvoor hij past.
Er waren in het debat ook nuances over hoe de overheid moet omgaan met veroordelingen door een rechtbank. Voor Jinnih Beels (Vooruit) is het evident dat de overheid het goede voorbeeld moet geven en zich altijd moet houden aan de uitspraak van de rechter. Dat lokte bij Koen Geens (CD&V) de reactie uit dat rechters doorgaans beter zijn in het beoordelen van resultaatsverbintenissen dan van inspanningsverbintenissen, wanneer hij het o.m. had over de klimaatzaken. Voor minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open VLD) was het wat dansen op een slappe koord. Als gewezen parketmagistraat wil hij dat vonnissen worden uitgevoerd, maar als minister wijst hij erop dat het systeem soms op zijn limieten botst en “alle belangen” in de weegschaal moeten worden gelegd.
De vraag of er voldoende geld beschikbaar is voor justitie kreeg tijdens het debat ook een genuanceerd antwoord. Niet meer mensen, maar de juiste (IT’ers, psychologen, enz…).
Alles bij elkaar was het een rustig voortkabbelend debat. Wie niet beter weet, zou denken dat al die partijen een regering van nationale eenheid aan het voorbereiden zijn. Iedereen riep op tot nuance en voorzichtigheid en bewees dat dit ook gedurende één debat mogelijk was. De uitschuivers van partijgenoten van de afgelopen maanden werden rustig onder de mat geveegd.
Het leidt tot een wat bizarre conclusie. Het blijkt nog mogelijk om genuanceerd over justitie te debatteren tussen acht politieke partijen, die ook allen aangeven dat moet verder worden gewerkt op het ingeslagen pas van grotere efficiëntie bij justitie, inzetten van Artificiële Intelligentie en een moderner personeelsbeleid. Diezelfde politici zijn vandaag of morgen er weer als de kippen bij om als brandversnellers ieder incident uit te vergroten en daarmee met populistische retoriek het vertrouwen van de burger in justitie opnieuw te ondermijnen.
Of zou het dan toch zo zijn dat justitie niet de inzet wordt van verkiezingen en in een debat waar de media niet prominent aanwezig zijn iedereen moet toegeven dat er geen wondermiddelen bestaan en nuance de enige uitweg is? Iedereen was het er wel over eens dat justitie beter moet communiceren, om zo iets te doen aan het perceptieprobleem. Als nu ook de politici eens dat advies volgden?
Hugo Lamon
Lees hier meer columns met de visie van meester Hugo Lamon op Justitie.
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld? Volg Jubel.be op LinkedIn.
JUSTITIE : EEN RUSTIG VOORTKABBELEND DEBAT
Op Jubel gaf meester Lamon zijn gedacht over het debat over justitie dat door de magistratenvereniging M&M in het gevlinderd paleis werd gehouden. Hij omschreef het als “ Een rustig voortkabbelende debat”. Eminente juristen benadrukten het belang voor de democratie van een goed werkende justitie, wat een cultuur van de rechtstaat veronderstelt. Is die er dan niet? Wat heeft die cultuur de laatste kwarteeuw voortgebracht?
4 juli 1989. Door de wet Dhoore werd op 4 juli 1989 de parlementaire machtstoewijzing volkomen gewijzigd. Het geld om de politiek te financieren, en de daaraan verbonden macht, ging niet meer naar de verkozen van het volk maar naar de politibureaus, de enkelingen die wij niet hebben aangeduid en die in de enkel feitelijk bestaande partijbesturen de macht naar zich hebben getrokken. Niet de kiezer bepaalt wie op de lijst staat, welke verkozene welke plaats krijgt, en welke stem hij/of zij moet uit brengen. Deze ongrondwettelijke machtsverschuiving werd verder gezet in de overmatige uitoefening door de “Ego’s” van de partijvoorzitters.
Wet van 4 maart 1997. Voorheen had de justitieminister het gezag en het toezicht op het openbaar ministerie maar had hij er niet de leiding van. Het strafrechtelijk beleid, de verantwoordelijkheid voor het opsporings- en vervolgingsbeleid, werd bepaald door de procureurs-generaal, en al dan niet bevestigd door de rechtspraak en de rechtsleer. Onder het adagium “ beleidskeuzes maken is aan politiek doen” wees de Bende-commissie er op dat de verantwoordelijkheid voor het vervolgingsbeleid aan de uitvoerende macht toekomt en hij verantwoording verschuldigd is aan het parlement. Dat is nu het geval. Wat de procureurs-generaal er van denken maakt enkel een niet bindend advies uit. Zij moeten wel de ministeriële richtlijnen uitvoeren.
Wet van 14 april 2011. Deze wet verruimde in aanzienlijke mate het verval van de strafvordering tegen betaling van een geldsom. Een uitspraak door de rechter over schuld en boete werd vervangen door een akkoord tussen de procureur en de verdediging over enkel een te betalen afkoopsom. De finaliteit van het gerechtelijk optreden in strafzaken, de behandeling in een openbaar en tegensprekelijk debat en de beoordeling door de rechter werd vervangen door een vertrouwelijke afhandeling waarin geen schulderkenning werd gevraagd.
Wat hebben voorgaande wetten gewijzigd? Telkenmale ging het om een ongrondwettelijke overdracht van macht. De eerste droeg de macht van de wetgever over aan de partijbureaus, de tweede deze van de procureurs-generaal aan de justitieminister, de derde deze van de strafrechter aan de procureur. Deze machtsverschuivingen bleven ook niet zonder gevolg. De eerste is dagelijks zichtbaar. Onze vertegenwoordigers hebben hun beslissingsmacht en zelfs hun “freedom of speech” verloren. De partijvoorzitters beheersen het debat en nemen de beslissingen. Bij toepassing van het strafrechtelijk beleid kwam een justitieminister actief tussen in het lopend onderzoek naar misbruik in de kerk, maakte hij eigenmachtig een buitenwettelijke toegang tot de rechter die langs een commissie van de verdachte liep, en miskende hij het monopolie van het openbaar ministerie om te oordelen over de vervolging. Het onderzoek op de wordingsgeschiedenis van de afkoopwet werd in de “Kazachgate” grondig onderzocht. Daarin werd vastgesteld dat de drie machten werden ontwricht door de tussenkomst van parlementairen en hoge parketmagistraten om te kunnen voldoen aan de vraag van een buitenlandse mogendheid om gevechtshelikopters te kunnen verkopen. De eerste twee machtsverschuivingen werden voor ongezien gelaten. Over de derde machtsverschuiving kon het grondwettelijk hof zich uitspreken wat tot afkeuring leidde.
In welke toestand zijn wij door voorgaande machtswissels terecht gekomen? Door wie wordt de wetgevende macht uitgeoefend? Wie bepaalt wat belangrijk is bij de opsporing en de vervolging? Wie oordeelt over schuld en boete? Het zijn telkenmale vragen die aantonen dat de grondbeginselen van de democratische rechtstaat ernstig werden gewijzigd. Dat is de burger niet ontgaan. Hij merkt het aan de gevolgen. Hij stemt niet meer voor de voorheen door hem aangeduide vertegenwoordigers, maar voor de extremen. In de parlementaire onderzoekscommissie over misbruik in de kerk vragen de slachtoffers dat ook de toenmalige justitieminister zou worden gehoord en hem de gepaste vragen zouden worden gesteld. In de afkoopwet werd het rechterlijk toezicht hersteld en werden de vereisten van het eerlijk proces gehonoreerd door twee wetsaanpassingen. Is het begrijpelijk dat de burger het niet meer “eerlijk” vindt en hij er een gevoel van klassenjustitie aan over houdt?
Mogen ook magistraten zich verontwaardigen wanneer de basisbeginselen van de democratische rechtstaat op deze wijze geweld worden aangedaan? Waarom gaat het debat dan vooral over de materiële elementen en niet over voorgaande “machtsverschuivingen”? Het debat tussen de actoren in het gevlinderd paleis heeft hetzelfde kenmerk als dat tussen de actoren in het halfrond over de partijfinanciering: “Een rustig voortkabbelend debat”. Dat door de intussen doorgezette ingrepen de Natie alle macht is verloren ontgaat beide. De kiezer is het evenwel niet ontgaan. Hij heeft het vertrouwen in zijn vertegenwoordigers en in zijn rechters verloren en hij stemt op wie er niet voor verantwoordelijk kan gehouden worden, ongeacht wat die er willen van maken.
Walter De Smedt
Mooi maar de magistratenvereniging die dit debat mogelijk maakte is Magistratuur & Maatschappij, een vereniging van vrijwilligers die hier toch een vermelding had mogen krijgen. Want de rechtsstaat is nooit af en vraagt actieve inzet en uitwisseling van gedachten.