In België bestaat er een “recht op echtscheiding”. Zowel mannen als vrouwen hebben gelijke toegang tot deze mogelijkheid om uit de echt te scheiden. Dit gebeurt steeds onder het toezicht van een rechter die de echtscheiding uitspreekt. In bepaalde islamitische landen is dit niet het geval. Ik heb het echtscheidingsrecht in Marokko, Iran, Pakistan en Saoedi-Arabië onderzocht. In deze landen is er een ongelijke toegang voor mannen en vrouwen tot het echtscheidingsrecht, dat gebaseerd is op islamitische principes. Verhoudingsgewijs heeft de man zo meer macht dan de vrouw. Verstoting, daarentegen, is een recht dat exclusief aan de man toebehoort. Om deze reden is het onderscheid tussen de begrippen echtscheiding en verstoting vandaag nog steeds relevant.
Het recht op echtscheiding met beperkte toegankelijkheid.
In de onderzochte landen is het voor de vrouw (in theorie) niet geheel onmogelijk om uit de echt te scheiden. Verschillende factoren maken dit in de praktijk wel zeer moeilijk. Zo kunnen ze zich niet beroepen op alle echtscheidingsgronden. Er zijn bovendien bewijsmoeilijkheden en beperkte procedurele waarborgen.
Het recht op verstoting: verschillen en parallellen met de Belgische echtscheiding.
Het recht op verstoting, daarentegen, is een recht dat eigen is aan de man. Vaak is dit evenwel ook de enige mogelijkheid voor de man om het huwelijk geldig te ontbinden. Ik merk wel op dat het ook in België mogelijk is om een echtscheiding aan de andere echtgenoot op te dringen, al kunnen in België zowel mannen als vrouwen dit doen. Bovendien bestaat er in België ook nog steeds ongelijkheid tussen man en vrouw op een aantal andere vlakken. Zo is er bijvoorbeeld nog steeds een loonkloof. Deze kan er op haar beurt toe leiden dat de vrouw minder snel tot echtscheiding zal overgaan. Met andere woorden zijn er zowel verschillen als parallellen met bovenstaande landen.
Van principiële niet-erkenning van verstoting naar principiële erkenning.
De verschillen tussen het islamitische en Belgische echtscheidingsrecht hoeven niet steeds incompatibel zijn met de Belgische rechtsorde. Dit indien het voldoende omkaderd is en de vrouw voldoende beschermd wordt tijdens de echtscheidingsprocedure.
Momenteel is het Belgische erkenningsregime voor verstoting opgenomen in artikel 57 WIPR en heeft het de niet-erkenning van verstotingen als uitgangspunt. In het licht van het voorgaande, stel ik voor om dit minder streng in te vullen, zeker wanneer het gunstig is voor de vrouw.
Om het internationale privaatrecht tot zijn volle recht te laten komen, beveel ik aan om de principiële niet-erkenning van verstoting om te keren naar een principiële erkenning. Deze principiële erkenning moet zeker en vast niet absoluut zijn, maar kan onderworpen worden aan voorwaarden.
Mogelijke aanpassing van de voorwaarden voor de erkenning van verstoting.
Welke voorwaarden zou men kunnen stellen aan deze erkenning? Volgens mij kunnen enkele beperkte wijzigingen van de huidige voorwaarden volstaan. Dit kan bijvoorbeeld door het opentrekken van de huidige eerste voorwaarde: homologatie door een rechter. Dit kan veranderen naar homologatie door een rechter of een andere autoriteit. Die beslist dan niet noodzakelijk over de ontbinding van het huwelijk. In plaats daarvan moet hij toestemming geven om de ontbinding te laten doorgaan. Dit is bijvoorbeeld het geval in Marokko.
Anderzijds kunnen de huidige voorwaarden ook gewoon volledig behouden blijven indien de wetgever dit wenst. Elk land heeft immers de bevoegdheid om op basis van de nationale soevereiniteit de eigen regels van internationaal privaatrecht te bepalen. Deze optie beveel ik echter niet aan. Op deze manier kunnen er immers discrepanties ontstaan in de rechtsverhoudingen. De huidige regels kunnen leiden tot een mogelijke discontinuïteit van de staat van de persoon.
De oprichting van een nieuwe instantie voor de erkenning van verstotingen.
Indien de huidige voorwaarden voor de erkenning van verstoting behouden zouden blijven, raad ik aan om de vraag over erkenning over te laten aan een – nog op te richten – Belgische centrale instantie. De vormgeving van deze instantie kan gebaseerd worden op de huidige regeling op het gebied van buitenlandse adopties in België. Deze centrale instantie zou dan de verschillende bestaande instanties vervangen. Op die manier kan ze zorgen voor eenheid binnen het erkenningsbeleid.
Ook indien de huidige voorwaarden voor erkenning wel worden aangepast, blijft het oprichten van een Belgische centrale instantie aanbevolen. Deze instantie kan zich op de wettelijke voorwaarden baseren voor haar beslissingen. Een andere mogelijkheid is om principes te creëren waarop zij zich kan baseren bij het al dan niet erkennen van een verstoting. Deze andere wettelijke voorwaarden of principes kunnen een differentiatieregeling inhouden. Dit wil zeggen dat de Belgische centrale instantie rekening zou kunnen houden met het feit dat de regels en procedures in bepaalde islamitische landen (of het gebrek daaraan) harder indruisen tegen internationale en/of Europese fundamentele rechten dan die van andere. Het is hierbij belangrijk rekening te houden met de realiteit. Sommige islamitische landen hebben immers hervormingen ondergaan die dichter tegen de Belgische rechtsorde aanleunen dan andere. Een strenge houding zoals deze die vandaag is voorgeschreven door artikel 57 WIPR is dan niet nodig.
Streven naar een gemeenschappelijk Europees of internationaal standpunt.
Ook het opstellen van een Europese of internationale erkenningsregeling voor verstotingen zou nuttig kunnen zijn. Er bestaan immers veel disparate regelingen tussen landen. Het Adviescomité voor gelijke kansen voor vrouwen en mannen gaf bij de totstandkoming van het Belgisch WIPR reeds de noodzaak aan om de lidstaten van de Europese Unie te overtuigen om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen over verstoting. Om een dergelijke regeling tot stand te brengen, kan gekeken worden naar het voorbeeld van de werkzaamheden omtrent internationaal draagmoederschap. Dit is, net zoals verstoting, een gevoelige materie van familierecht waar recent opnieuw debatten over op gang werden gebracht. De internationale erkenning van verstotingen verdient mijns inziens minstens dezelfde aandacht.
Tom Lenaerts
Dit artikel is een abstract van de meesterproef die Tom Lenaerts schreef voor de Master Rechten aan de VUB. Deze thesis werd opgenomen in het boek Juridische Meesterwerken VUB, uitgegeven door KnopsPublishing.
0 reacties