Europa legt duurzaamheidsrapportering op voor ondernemingen cover

13 okt 2023 | Corporate & Accountancy

Europa legt duurzaamheidsrapportering op voor ondernemingen

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Duurzaamheid is in. Het is echter meer dan een buzzword. Europa legt in haar Green Deal een aantal duurzaamheidsdoelstellingen vast en zal ondernemingen bovendien verplichten om te rapporteren over duurzaamheid. Terwijl er voor een beperkt aantal ondernemingen reeds een vorm van niet-financiële duurzaamheidsgeïnspireerde rapportering bestaat, legt de recente goedkeuring van de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) (Europese Richtlijn 2022/2464) een volwaardige duurzaamheidsrapportering binnenkort verplicht op voor grote ondernemingen.[1] Bovendien valt te verwachten dat in een volgende stap duurzaamheidsrapportering ook voor kmo’s (met aparte evenredige normen) zal ingevoerd worden. Dit maak dat ook juristen, hun kantoren en hun klanten steeds meer met duurzaamheidsrapportering zullen worden geconfronteerd.

Het begrip duurzaamheid

Duurzaamheid mag dan wel in zijn, nieuw is het allerminst. De Verenigde Naties (VN) installeerden in 1983 de Brundtland-Commissie om een actualisatie te maken van het rapport “De grenzen aan de groei” van de Club van Rome (1972). Dat rapport − meer dan een halve eeuw oud ondertussen! − wordt beschouwd als de eerste intellectuele denkoefening omtrent de ecologische gevolgen van economische vooruitgang en de eindigheid van het ecosysteem. In opvolging van dit historisch rapport introduceerde de Brundtland-Commissie het begrip “duurzame ontwikkeling”, wat ze omschreef als “de ontwikkeling die tegemoetkomt aan de noden van de huidige generatie zonder dat de mogelijkheid van toekomstige generaties om aan hun eigen noden te voldoen daarbij in gevaar wordt gebracht”. Aanvankelijk lag de focus daarbij op “planet” (milieu) en “profit” (economie), maar daar is gaandeweg ook “people” (3P’s) aan toegevoegd, met aandacht voor sociale rechtvaardigheid. In de gedachte van duurzame ontwikkeling drukte de VN haar “Sustainable Development Goals” (SDG’s) uit, waarmee ze 17 doelstellingen oplegt voor de mensheid op wereldvlak, te bereiken tegen 2030.

European Green Deal

Op Europees vlak volgt de formulering van de “European Green Deal”, volgens de EU “een nieuwe groeistrategie die de EU moet omvormen tot een eerlijke en welvarende samenleving, met een moderne, hulpbronnenefficiënte en concurrerende economie, waar vanaf 2050 netto geen broeikasgassen meer worden uitgestoten en economische groei is losgekoppeld van het gebruik van hulpbronnen (en dus circulair wordt). Ook moet de Green Deal het natuurlijk kapitaal van de EU beschermen, behouden en verbeteren, en de gezondheid en het welzijn van de burgers beschermen tegen milieu-gerelateerde risico’s en effecten. Bovendien moet deze transitie rechtvaardig en inclusief zijn”.

De doelstellingen omtrent milieu zijn het meest geconcretiseerd. De uitstoot van broeikasgassen moet tegen 2030 meer dan gehalveerd zijn in vergelijking met 1990. Het ultiem doel is een netto-uitstoot van broeikasgassen van nul in 2050. Om dit te realiseren is een energetische transitie nodig waarin de afhankelijkheid van fossiele energie drastisch gereduceerd wordt.

De ESG-dimensies van duurzaamheid

Bovenstaande bepalingen zouden kunnen laten vermoeden dat duurzaamheid voornamelijk milieu-aspecten betreft, echter het beperkt zich hier niet toe. Binnen de nieuwe rapporteringsverplichtingen (zie infra) reikt duurzaamheid verder en zal gerapporteerd moeten worden over “ESG”:

  • “Environmental”: (milieu) gaat na hoe een onderneming presteert op het gebied van milieu-uitdagingen. Items: afvalcreatie en -verwerking, uitstoot van broeikasgassen, water-, energie- en stroomverbruik, verontreiniging, …
  • “Social”: (sociaal, maatschappij, samenleving) gaat na hoe een onderneming omgaat met mensen, zowel de eigen werknemers, maar ook eenieder die (in)direct te maken heeft met de onderneming. Items: bescherming en preventie op het werk, diversiteit en gelijke kansen, werkomstandigheden, eerbiediging van de mensenrechten, gezond- en veiligheid, …
  • “Governance”: (ondernemingsbestuur) gaat na hoe een onderneming bestuurd wordt. Items: beloningen, leiderschap, samenstelling van het bestuur, belastingen, strategisch management, bestrijden van corruptie en omkoping, lobby-activiteiten, …
Duurzaamheidsrapportering reikt verder dan alleen het milieu aspect

Duurzaamheid voor het kantoor voor juridische dienstverlening

Duurzaamheid zal een steeds belangrijkere rol gaan spelen voor ondernemingen groot en klein, ook binnen de kantoren voor juridische dienstverlening.

Operationeel situeren de meest voor de hand liggende acties zich aanvankelijk op het milieu-aspect door binnen de eigen werking de fossiele energie voor bijvoorbeeld verwarming (warmtepomp, isolatie, ventilatie, …), mobiliteit (focus op zachte en elektrische mobiliteit van het personeel, meer online meetings in plaats van plaatsbezoeken, …) en elektriciteit (overstappen op lokale groene stroom, …) te reduceren. Ook de digitalisering en de overstap naar een papierloze of -armere werking draagt bij, net als de keuze voor fair-trade producten bij de catering en het gebruik van ecologische/biologisch afbreekbare schoonmaakmiddelen. Dergelijke (en vele andere kleine of grotere) aanpassingen zijn alvast eerste stappen in de goede richting. Ook wat betreft het aantrekken en behouden van medewerkers zal duurzaamheid een belangrijke rol gaan spelen. Niet alleen omwille van de manier waarop het kantoor inzet op de milieuaspecten van ESG, maar evenzeer bijvoorbeeld over hoe medewerkers zichzelf verder kunnen ontwikkelen over het duurzaamheidsthema via opleidingen. Ook correcte verloning, de manier waarop met diversiteit wordt omgegaan, de aandacht voor de work-life-balance, het maatschappelijk engagement, de keuze van partners en cliënten, tolerantie, … spelen hierin een rol.

Duurzaamheid raakt bovendien aan de manier waarop samengewerkt wordt. Een duurzaam kantoor is een collectief project, waarbij alle medewerkers (moeten) worden betrokken. Door duurzaamheid actief in de eigen werking te integreren fungeert een kantoor als voorbeeld voor haar cliënten (en in een ruimere context al haar stakeholders) en neemt ze naast die voorbeeldfunctie bovendien ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid op. Hiervoor hoeft een verplichte rapportering (zie infra) niet afgewacht te worden. Het illustreert de bekommernis over de impact van de eigen activiteiten op een duurzame wereld.

Duurzaamheid zal een steeds belangrijkere rol gaan spelen voor ondernemingen groot en klein, ook binnen de kantoren voor juridische dienstverlening.

Bovenstaande suggesties zijn eerder operationeel of gericht op de interne werking. Echter de acties die ondernomen worden of de keuzes die gemaakt worden, moeten voortkomen uit een duurzaamheidsvisie en -strategie, die pas in tweede orde geoperationaliseerd kan worden ESG-doelstellingen te definiëren. Wanneer die door tastbaar en waar mogelijk kwantitatief opgesteld kunnen worden, wordt de vooruitgang wat betreft het bereiken van de doelstellingen bovendien meetbaar (“meten is weten”). Ook het ontwikkelen van procedures om na te gaan of bij de besluitvorming voortaan voldoende rekening gehouden wordt met duurzaamheid (bijvoorbeeld via een duurzaamheidscheck voor elke belangrijke beslissing) past binnen dit perspectief.

Duurzaamheidsrapportering

Een van de kanalen waarover beleidsmakers beschikken om met juridische middelen ondernemingen ertoe te bewegen meer aandacht te hebben voor duurzaamheidsvraagstukken (los van traditionele regulering zoals milieu- en arbeidsomstandighedenwetgeving) is de openbaarmakings- of rapporteringsverplichting.

Op basis van de nieuwe Europese Richtlijn 2022/2464 (CSRD) worden alle grote ondernemingen in de Europese Unie in de toekomst verplicht een duurzaamheidsrapportering op te stellen. Door het opleggen van rapporteringsverplichtingen wordt duurzaamheid niet langer vrijblijvend. Het gaat eigenlijk niet enkel over het rapport an sich, maar veel meer over het proces daarnaartoe. Om erover te kunnen rapporteren moet duurzaamheid verankerd worden in de doelstellingen, langetermijnvisie en -strategie van ondernemingen, zodat ze uitvoering krijgt in het beleid en de activiteiten en daar ligt uiteraard de effectieve meerwaarde.

Naast de directe duurzaamheidseffecten heeft duurzaamheidsrapportering ook een financiële relevantie. Deze verplichting zorgt voor dat de optimalisatie van de allocatie van kapitaal. De (bestaande zuiver) financiële rapportering is voor investeerders en leningverstrekkers vaak onvoldoende relevant en uniform om als basis te dienen voor het nemen van beslissingen en het verkrijgen van betrouwbare inzichten in een veranderende wereld die duurzaamheid meer en meer prioriteert. Gezien milieu-informatie, maar ook sociale aspecten zoals arbeidsomstandigheden en diversiteit evenals governance issues steeds belangrijkere aspecten worden om de waarde en toekomstbestendigheid van ondernemingen te beoordelen, is er aldus ook een financieel belang. Rapportering laat toe dat het duurzaamheidsgehalte van een onderneming zal kunnen worden beoordeeld, wat zal/kan meespelen in de beslissing van beleggers of van leningverstrekkers.

Toepassingsgebied van de duurzaamheidsrapportering

Nieuw is duurzaamheidsrapportering niet. De nieuwe Europese Richtlijn bouwt namelijk voort op een eerdere Europese Richtlijn, de “Non-Financial Reporting Directive” (NFRD) die regels bevat voor de openbaarmaking van niet-financiële informatie. Deze richtlijn verplichtte reeds in 2018 de grote beursgenoteerde ondernemingen en krediet- en verzekeringsinstellingen met een personeelsbestand van meer dan 500 werknemers om te rapporteren over bepaalde duurzaamheidsthema’s. Ongeveer een 12.000-tal ondernemingen viel reeds onder deze verplichting.

De nieuwe Europese Richtlijn 2022/2464 breidt het toepassingsgebied nu uit tot grote ondernemingen en alle ondernemingen met effecten op een gereglementeerde markt in de Europese Unie die minstens twee van de drie volgende criteria overschrijden :

  • 250 werknemers;
  • 40 miljoen euro omzet; en/of
  • 20 miljoen euro balanstotaal.

Ramingen laten uitschijnen dat op basis van deze nieuwe bepalingen ongeveer 50.000 ondernemingen onder de uitbreidere toepassing van de duurzaamheidsrapportering zullen vallen.

De nieuwe Europese Richtlijn zal gefaseerd uitgerold worden:

  • Het boekjaar vanaf 1 januari 2024: de NFRD-plichtige ondernemingen (rapportering in 2025).
  • Het boekjaar vanaf 1 januari 2025: de grote ondernemingen (rapportering in 2026).
  • Het boekjaar vanaf 1 januari 2026: de beursgenoteerde kmo’s (rapportering in 2027).

De nieuwe Europese Richtlijn standaardiseert ESG-criteria om ze vervolgens ook in kaart te brengen. Ondernemingen zullen in hun jaarverslag of managementverslag informatie moeten voorzien over de strategie en doelstellingen wat betreft duurzaamheid én hoe die vertaald moeten worden in concrete projecten met meetbare performantie, kwantitatief en/of kwalitatief. Dit maakt deze rapportering een vorm van duurzaamheidtrajectcontrole in een aantal door Europa vastgelegde standaarden (zie infra), waarbij de ondernemingen zowel het verleden als de toekomst zullen moeten staven met aantoonbare gegevens. Duurzaamheidsambities of -verklaringen zullen uitvoerbaar én aantoonbaar moeten zijn over een bepaald tijdsverloop.

Duurzaamheidsrapportering volgens de “European Sustainability Reporting Standards”

Rapportering zal gebeuren aan de hand van nieuwe normen: de “European Sustainability Reporting Standards” (ESRS). De ESRS zullen, ondanks het bestaan en gebruik van waardevolle duurzaamheidstandaarden als bijvoorbeeld GRI (“Global Reporting Initiative”), SDG’s (“Sustainable Development Goals”) of SASB’s (“Sustainable Accounting Standard Boards”), dé nieuwe taal worden om te rapporteren of data aan te reiken. Door het opleggen van standaarden zorgt Europa ervoor dat de duurzaamheidsverslaggeving enerzijds meer betrouwbaar en toegankelijk wordt én anderzijds dat de duurzaamheidsinformatie vergelijkbaar is tussen ondernemingen. Het biedt hierdoor onder andere beleggers een momentopname van de impact van de onderneming op deze drie “ESG”-gebieden. Evenzeer hebben ook andere stakeholders zoals personeel en klanten, maar ook handelspartners baat bij deze (vergelijkbare) duurzaamheidsinformatie. Deze eenduidige transparantie moet greenwashing vermijden − waarbij minimale duurzaamheidsinspanningen expliciet in de kijker worden gezet, waarnaast onduurzame praktijken worden verdergezet − en uiteindelijk helpen om financiële middelen en investeringen zoveel mogelijk te kanaliseren naar echt duurzame economische activiteiten.

Bemerk dat die “ene standaard” een complex geheel van ruim 100 ESG-indicatoren zal worden die volgens een vastgelegd draaiboek zullen moeten behandeld worden. Hoe die eruit gaan zien, is op dit moment nog niet vastgelegd. De standaarden zijn nog volop in ontwikkeling. Dat er zal moeten gerapporteerd worden en wat de doelstellingen zijn is reeds beslist, de concrete uitwerking hoe en wat is vooralsnog niet vastgelegd.

Duurzaamheidsrapportering volgens het principe van de dubbele materialiteit

Wat wel al duidelijk is, is dat ondernemingen die onder de toepassingscriteria van de nieuwe richtlijn vallen zullen moeten rapporteren volgens het (basis)principe van de “dubbele materialiteit”.

Het materialiteitsprincipe houdt in dat bepaald wordt welke duurzaamheidsaspecten het meest “materieel” zijn voor de onderneming en haar stakeholders. Hierbij moet “materieel” worden verstaan als “significant”, “relevant” of “doet er toe”. Materialiteit geldt dus als een maatstaf dat bepaalt of een duurzaamheidsaspect al dan niet van belang is. Selectie kan gebeuren op basis van verschillende parameters, zoals bijvoorbeeld waarschijnlijkheid, schaal, scope, herstelbaarheid, maatschappelijke relevantie, …

“Dubbele” materialiteit betekent dat er een dubbele toetsing is:

  • Enerzijds is er de impact van de onderneming op duurzame ontwikkeling. Dit is het “inside-out” perspectief. Het betreft de rapportering van hoe de onderneming een impact heeft op duurzame ontwikkeling, zowel positief (bijdrage aan de energietransitie, opleidingen voor personeel, maatschappelijke engagementen, …) als negatief (CO2-uitstoot, gebruik van niet-herbruikbare grondstoffen, ….). Ondernemingen moeten dus niet enkel in de picture zetten wat ze bijdragen aan een duurzamere wereld, maar ook hoe ze die beperken. Dit perspectief is voornamelijk gericht naar burgers, consumenten, werknemers, leveranciers, de overheid, de samenleving, … en zorgt er dus voor dat er transparantie is over de impact van ondernemingen op duurzame ontwikkeling.
  • Anderzijds is er de impact op de onderneming. Dit is het “outside-in” perspectief en betreft een rapportering van de financiële implicaties van de duurzaamheidsissues binnen de onderneming. Dit wordt ook wel als “financiële perspectief” aangeduid gezien deze thema’s een impact kunnen hebben op de cashflow, resultaat en de waarde van de onderneming. Dit kan gaan over bijvoorbeeld kosten door ondergelopen bedrijfsterrein door overstroming, de betaling van CO2-heffingen, de kostenbesparing door energiereductie, de investering in groene mobiliteit, …. Gezien de financiële insteek is dit belangrijke informatie voor investeerders.

Bemerk dat ondernemingen daarbij niet alleen over hun eigen prestaties op de ESG-thema’s moeten rapporteren, maar ook over die van hun cliënten en/of leveranciers, zodat de hele keten in beeld gebracht wordt. Wel zal er de eerste drie jaar een beroep kunnen gedaan worden op een uitzonderingsregeling voor het niet kunnen achterhalen van (alle) informatie uit de waardeketen.

Duurzaamheidsrapportering voor kmo’s?

Europa legt duurzaamheidsrapportering voorlopig enkel op aan grote ondernemingen die voldoen aan voornoemde criteria. Kmo’s die niet vallen onder de toepassing van de nieuwe bepalingen en niet verplicht zijn om te rapporteren, kunnen dit altijd wel op vrijwillige basis doen. Aansluitend bij eerder vernoemde meerwaarde van de rapportering, geldt ook voor kmo’s dat deze info banken, investeerders, maar ook medewerkers en klanten informeert over “hun” duurzaamheid, wat hen een bepaald concurrentieel voordeel kan opleveren.

Echter kmo’s kunnen ook in hun rol van toeleverancier gevraagd worden om duurzaamheidsgegevens aan te reiken aan bedrijven die wel moeten rapporteren. Hierdoor heeft CSRD niet enkel een impact op de ondernemingen die rechtstreeks onder het toepassingsgebied vallen, maar ook op andere ondernemingen die deel uitmaken van de waardeketen. Die eersten kunnen immers slechts aan hun rapporteringsplicht voldoen indien zij de hiertoe vereiste informatie van hun eigen leveranciers ontvangen. Zij zullen daarom bepaalde eisen opleggen aan hun waardeketen, bijvoorbeeld via contractuele verplichtingen, en duurzaamheidsinformatie bij hen opvragen. Als leverancier zal dus ook een niet-beursgenoteerde kmo er belang bij hebben om een duurzaamheidsstrategie op te stellen, wil men blijven samenwerken met ondernemingen die wél onder CSRD vallen.

Kmo’s hebben er dus belang bij om het in kaart brengen van de duurzaamheidsrisico’s van de onderneming en de effecten van hun activiteiten op mens en milieu niet uit te stellen tot er een wettelijke verplichting komt om dat te doen. Duurzaamheidsverslaggeving zal op termijn uiteindelijk voor alle ondernemingen belangrijk worden, ook voor de middelgrote en kleine ondernemingen, al valt te verwachten dat voor kmo’s evenredig aangepaste normen zullen worden uitgevaardigd.

Duurzaamheid voor het juridisch beroep

Naast een rol voor de eigen werking binnen het kantoor (zie supra) of als deel van de waardeketen (zie supra), is duurzaamheid voor het juridisch beroep belangrijk. Op Jubel werd een aantal jaar geleden nochtans de vraag gesteld of juristen niet te afwezig waren in het debat omtrent het concept duurzaamheid. Er werd gesteld dat hun “hun instrumentarium, met name de rechtsregels, nochtans net tot doel hebben maatschappelijke (economische) waarden, waar nodig, om te zetten in gedragsregels, die voor hoven en rechtbanken kunnen worden afgedwongen, waarbij deze rechtsregels toch het kader bepalen waarbinnen elke economische activiteit – ook een duurzame – gevoerd moet worden. Juridische basisconcepten als de notie openbare orde of het leerstuk van de mensenrechten laten toe dit kader verder in te vullen in functie van de gehanteerde waarden, met een belangrijke rol voor de rechtspraak. Daarnaast zijn er diverse juridische concepten en constructies, zoals de vrije mededinging en de vrijheid van ondernemen, de contractvrijheid, de consumentenbescherming, het begrip rechtspersoonlijkheid en de intellectuele rechten, die een centrale rol spelen in de organisatie van de economische activiteit.”[2]

Duurzaamheid is aldus belangrijk voor juristen. Het is een complex iets, soms met inherente tegenstrijdigheden, wat een opportuniteit kan zijn voor het beroep.

In een ruimer kader is het niet langer verantwoord om bij privaatrechtelijke geschillen (zoals bijvoorbeeld bij burenhinder) naast het behartigen van het private belang van de cliënten geen aandacht te hebben voor het collectieve belang.[3]

In de directe relatie met cliënten zullen advocaten meer en meer moeten instaan voor advies, raad en begeleiding bij de ontwikkeling van duurzame projecten van cliënten (bijvoorbeeld bij het aanvragen van vergunningen voor duurzame investeringen, bij de inschrijving op duurzame overheidsopdrachten, …). Evenzo zullen ze open moeten staan voor vragen over aansprakelijkheid én zullen ze juridische bijstand moeten verlenen aan cliënten die het voorwerp worden van (schade-)aanspraken op vlak van ESG-verplichtingen. Ook bij de opstart van de toekomstige verplichte duurzaamheidsrapportering zullen juristen betrokken worden. Het is van belang om de nieuwe duurzaamheidsbepalingen op de voet te volgen om cliënten te kunnen adviseren over de correcte toepassing van (bestaande en toekomstige) rapporteringsverplichtingen, evenzo over de manier waarop deze rapportering tot stand dient te komen en zo cliënten te begeleiden in hun interne organisatie van de rapporteringskanalen en ‑verantwoordelijkheden.

Regels zijn niets zonder controle erop. Dus zijn ook nieuwe controle-instanties en -mechanismen nodig om de duurzaamheidsinformatie te auditen. Hoe dit gaat gebeuren is op dit moment nog niet volledig uitgeklaard. Europa kijkt hiervoor voorlopig naar de financieel revisoren, al staat het elke lidstaat vrij die nieuwe auditmarkt voor duurzaamheidsrapportering open te stellen voor andere partijen, waarbij juristen mogelijk in beeld komen.

prof. dr. Stijn Goeminne – Vakgroep Economie, Universiteit Gent


Referenties

[1] Richtlijn goedgekeurd op 14 december 2022, gepubliceerd in het Publicatieblad op 16 december 2022. De verordening treedt 20 dagen na die publicatie in werking, waarna de lidstaten tot 6 juli 2024 de tijd hebben om de richtlijn in nationale wetgeving om te zetten.

[2]Juristen afwezig bij strijd voor duurzame samenleving?”, www.jubel.be, 12 oktober 2018.

[3] Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de openingsrede van het gerechtelijk jaar 2022/2023 voor de balie West-Vlaanderen door prof. dr. Dorothy Gruyaert met als titel “Duurzaamheid en recht”. Te consulteren via www.jubel.be.

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.