Eén van de veel gestelde vragen aan Stappers Advocaten bestaat erin of een werkgever camerabeelden kan gebruiken als bewijs tegen een werknemer, waarbij de werkgever meestal schoorvoetend moet toegeven dat hij niet zeker is of de cameraregelgeving helemaal is nageleefd.
Stappers Advocaten legt dan uit dat de vraag naar de naleving van de regelgeving enerzijds en de vraag naar de bewijswaarde van de beelden anderzijds minder met elkaar verbonden zijn dan gedacht.
Een woordje toelichting.
Cameraregelgeving is een kluwen
Er zijn weinig werkgevers die door de bomen het bos nog zien bij de wettelijke regels rond cameratoezicht op de werkvloer. Zeker sinds de inwerkingtreding van de GDPR is het gros van de werkgevers niet meer 100% in orde met de regelgeving.
Niet alleen moet de nationale cao nr. 68 inzake camerabewaking op de arbeidsplaats worden nageleefd, maar ook de Bewakingscamerawet van 2007 indien het systeem ook gebruikt kan worden om misdrijven door buitenstaanders te kunnen voorkomen, vaststellen of opsporen. Onder invloed en in toepassing van de GDPR kwamen daar in 2018 nog een heel aantal bijkomende verplichtingen bij, zoals een uitgebreidere informatieverplichting aan iedereen die gefilmd kan worden, een specifieke elektronische aangifte die de vroegere aangifte bij de Privacycommissie vervangt en het opstellen van een specifiek register voor de beeldverwerkingsactiviteiten.
Veel werkgevers zijn gaandeweg afgehaakt om hun compliance-niveau helemaal op peil te houden, maar toch blijven de camera’s draaien.
Bewijswaarde camerabeelden
Wat als deze camera’s belangrijke feiten registreren, zoals bijvoorbeeld feiten die een dringende reden tot ontslag kunnen uitmaken? Kunnen die beelden dan nog gebruikt worden als bewijs niettegenstaande dat de regels niet 100% nageleefd zijn?
Het antwoord op die vraag is een feitenkwestie: in geval van discussie zal de rechter moeten oordelen of hij de beelden als bewijs in aanmerking neemt.
Evolutie rechtspraak in het voordeel van de werkgever
Tot een vijftiental jaar geleden werden de beelden meestal geweerd wanneer ze niet in lijn met de wetgeving verkregen waren. Maar de rechtspraak evolueerde sindsdien met een bocht van om en bij de 180°.
Begin jaren 2000 ontwikkelde het Hof van Cassatie immers de zogenaamde Antigoonleer. Volgens die leer moet onregelmatig verzameld bewijs niet terzijde worden geschoven door de rechter, behalve in drie gevallen.
- Ten eerste is dat het geval indien er een vormvoorschrift geschonden werd dat op straffe van nietigheid is voorgeschreven. Aangezien geen van de regels inzake camerabewaking op straffe van nietigheid is voorgeschreven, is dit criterium niet relevant.
- Ten tweede kunnen beelden ook uit de debatten worden geweerd indien de betrouwbaarheid van het bewijs is aangetast. Dit werd bijvoorbeeld door de rechtspraak al aan de orde bevonden wanneer de werkgever een bepaalde momentopname voorlegt zonder de beelden in een ruimer tijdsbestek te kaderen (bv. beelden tonen dat een werknemer iets steelt, maar de werknemer beweert dat hij het achteraf terug op zijn plaats legde en van dat beweerde moment kan de werkgever geen beelden voorleggen).
- Tot slot kunnen de beelden ook terzijde worden geschoven indien het gebruik van het bewijs het recht van de verweerder op een eerlijk proces schendt. De rechter moet daarbij rekening te houden met al de omstandigheden van de zaak, waaronder de wijze waarop het bewijs werd verkregen, de omstandigheden waarin de onrechtmatigheid werd begaan, de ernst van de onrechtmatigheid en de mate waarin hierdoor het recht van de wederpartij werd geschonden, de bewijsnood van de werkgever en de houding van de werknemer.
Dit jaar herhaalde het Hof van Cassatie dat deze Antigoonleer ook in burgerlijke zaken van toepassing is. Aangezien dat al jaren het voorwerp van discussie vormt in arbeidsrechtelijke geschillen, zal dit arrest een belangrijke impact hebben in het voordeel van de werkgever in toekomstige betwistingen voor de rechtbank.
De positie van de werkgever is in deze context dus sterker dan soms gedacht wordt.
Dit bleek ook uit een Europees arrest uit 2019, de zaak López Ribalda tegen Spanje, waarin het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde dat het gebruik van een aantal verborgen camera’s in een supermarkt om diefstallen door het personeel te kunnen vaststellen, geen schending van het Europees recht op privacy impliceerde. Volgens het Hof kaderde het binnen de redelijke privacy-verwachtingen van de werknemers dat zij in de supermarkt gefilmd werden terwijl ze geacht werden aan het werk te zijn.
Ook de Belgische arbeidsrechtbanken en –hoven volgen die tendens. Beelden die verkregen zijn in strijd met de regels moeten niet automatisch uit de debatten worden geweerd. Het blijft de taak van de rechter om, net zoals voor eender welk bewijs, uit te maken welke waarde hij aan die beelden hecht. Verschaffen ze zekerheid over de feiten die de werkgever inroept? Zo ja, dan kan de werkgever ervan uitgaan dat de meerderheid van de rechters de beelden als bewijs zullen aanvaarden.
Heeft het dan nog zin om de cameraregelgeving na te leven?
Rest de vraag of het dan nog wel zin heeft om te investeren in het in lijn brengen van het systeem van camerabewaking met het kluwen van de huidige reglementering ter zake. In weerwil van wat dit nieuwsbericht zou kunnen doen veronderstellen, is dat nog steeds zeer zinvol. De bruikbaarheid van de beelden als bewijs is immers slechts één aspect. Er zijn nog heel wat andere relevante redenen om dit thema op te pikken: de sociale vrede in de onderneming en de immense sancties die kunnen opgelegd worden omwille van het niet volgen van de regels om er maar een paar te noemen.
Stappers Advocaten is ideaal geplaatst om u hierin te begeleiden.
0 reacties