Het offerfeest
Een offer is in eerste instantie, zo zegt het woordenboek, een gave die men aan de of een godheid toewijdt en die daaraan wordt opgedragen. Aan welke godheid de werknemers van ING gevraagd wordt te offeren, is niet duidelijk, al is het niet uitgesloten dat het om de Mammon gaat.
Offer heeft nog een paar andere betekenissen, zoals “alles wat men uit zelfverloochening afstaat”, maar ik vermoed dat Emmanuel Vanbrussel, de auteur van het krantenartikel, het hier heeft over de vijfde betekenis, “besparing, inlevering, belasting”. Als voorbeeld van het gebruik van het woord in die betekenis geeft het woordenboek trouwens: “offers vragen van de zwaksten in de maatschappij”.
In een arbeidsverhouding wordt de werknemer geacht de zwakste contractpartij te zijn en dat leidt meteen tot de juridische vraag die het krantenartikel oproept: kan dat wel, besparingen of inleveringen vragen van de werknemers, kan men hen daarmee belasten?
Vragen staat natuurlijk vrij, maar als men bij de werknemers gehoor krijgt, weliswaar met gezonde tegenzin van hunnentwege, is dergelijke afstand dan wettig? Is er niet zoiets als “verworven rechten”? (Dat men, zoals de directie van ING blijkens het artikel in De Tijd, op financiële offers van de werknemers “kan rekenen” lijkt mij evident).
Afstand
Het antwoord is simpel. Van rechten kan je afstand doen. Uiteraard van voordelen die je zijn toegekend op basis van een overeenkomst: de afstand komt dan neer op een wijziging van de afspraak of op een nieuwe overeenkomst. Afzien van voordelen die berusten op een eenzijdige wilsuiting van de werkgever, is al evenmin een probleem: je gaat dan akkoord met de wijziging of de intrekking van het eenzijdig toegekende voordeel.
En zelfs als het gaat om rechten die hogere rechtsbronnen aan een werknemer toekennen, zoals de wet of een collectieve arbeidsovereenkomst, als een werknemer ermee akkoord gaat vanaf een bepaald ogenblik een positie te krijgen waaraan die voordelen niet meer verbonden zijn, bv. een lagere functie of een andere taak, is hij ze natuurlijk kwijt. (Over afstand van rechten voor het verleden heb ik het hier nu even niet, want ING wil uiteraard offers voor de toekomst).
Geldige wilsuiting
Afstand doen, kan dus, rechtstreeks of via instemming met een gewijzigde situatie, maar veronderstelt wel een geldige instemming van wie daartoe overgaat (al kan een cao, terloops gezegd, werknemers ook tegen hun wil in voordelen ontnemen). In werkelijkheid worden de werknemers, dat weet iedereen, in een besparingsronde meer meer dan min tot offeren gedwongen (slachtofferen zullen sommigen dat noemen, maar dat is niet correct, want die handeling gaat uit van de andere partij). Is dat dan geen dwang die de geldigheid van de wilsuiting aantast? Een werknemer stemt toch maar met de afstand van een voordeel in uit vrees voor erger?
Ja, maar hoewel volgens het Burgerlijk Wetboek dwang (de tekst spreekt van “geweld”) die van dien aard is dat zij op een redelijk mens indruk maakt en hem kan doen vrezen dat “hij zelf of zijn vermogen aan een aanzienlijk en dadelijk kwaad is blootgesteld” (art. 1111-112 BW), leidt tot nietigheid van de instemming, het Hof van Cassatie neemt aan dat economische omstandigheden niet als dwang in aanmerking komen. M.a.w. ook een afstand waartoe een werknemer zich gedwongen voelt omdat hij zijn baan niet wil in het gedrang zien komen, is geldig.
Conclusie
Ook offers tot het brengen waarvan werknemers zich door de werkgever verplicht voelen, zijn geldig.
Wijlen professor Roger Blanpain had gelijk wanneer hij iedere nieuwe lichting studenten leerde: “Arbeidsverhoudingen zijn machtsverhoudingen”. Het werd nog eens herhaald in een van de toespraken op zijn uitvaart, op 21 oktober jongstleden. Zo werd die waarheid meteen over het graf heen getild.
0 reacties