Op 1 december 2020 heeft het hof van beroep te Gent een voorafgaande beslissing vernietigd van de Vlaamse Belastingdienst over een schenking van de aandelen van een maatschap onder last voor de begiftigden om een rente aan de schenkers te betalen (Voorafg. Besl. 16046 van 14 november 2016).
De Vlaamse Belastingdienst had de vooropgestelde vermogensplanning van de aanvragers van deze voorafgaande beslissing gekwalificeerd als fiscaal misbruik. Op basis van de concrete feiten, waaronder de hoge rentelast en de zeer jonge leeftijd van de kinderen (vier en zeven jaar), oordeelde de Vlaamse Belastingdienst dat het controlebehoud van de ouders als zaakvoerders van de maatschap (tot aan hun overlijden) te verregaand was. Hierdoor was de planning volgens de fiscus een omzeiling van de fiscale bepaling die schenkingen van roerende goederen onder de opschortende voorwaarde of termijn van het overlijden van de schenker onderwerpt aan erfbelasting (art. 2.7.1.0.3, 3° VCF). De kinderen zouden dus toch erfbelasting verschuldigd zijn op het vermogen van de maatschap.
Het hof van beroep te Gent fluit de Vlaamse Belastingdienst op dit punt terug, omdat het systeem van bewijs en tegenbewijs niet correct is gevolgd. Om van fiscaal misbruik te kunnen spreken, moet de fiscale administratie bewijzen dat de belastingplichtige een rechtshandeling heeft gekozen die in strijd is met de doelstellingen van een fiscale bepaling en die hoofdzakelijk bedoeld is om belasting te ontwijken. De Vlaamse Belastingdienst heeft dit bewijs niet geleverd. Hij heeft immers niet verduidelijkt tegen welke doelstellingen van artikel 2.7.1.0.3, 3° VCF de vooropgestelde rechtshandelingen van de aanvragers precies zouden ingaan.
De Vlaamse Belastingdienst had in zijn voorafgaande beslissing ook geoordeeld dat de beoogde rentelast zo hoog was dat er geen sprake meer was van een schenking, maar van een verkoop. Aangezien de schenkers en de begiftigden nog jong waren, zou de totale rente het geschonken bedrag immers kunnen evenaren of zelfs overschrijden. Daarom meende de Vlaamse Belastingdienst toepassing te kunnen maken van de fiscale bepaling over verkoop tegen een levenslange rente (art. 2.7.1.0.9 VCF). Daarin hanteert de wetgever het (weerlegbare) vermoeden dat de transactie een bedekte bevoordeling is van de koper (in casu de kinderen), waardoor hij erfbelasting verschuldigd is bij het overlijden van de verkoper (in casu de ouders).
Klinkt vreemd en onlogisch? Wel, dat is het ook, bevestigt het hof van beroep, want ook deze redenering van de Vlaamse Belastingdienst is niet correct. Als een schenking geherkwalificeerd moet worden als een verkoop, dan betekent dit dat er gelijkwaardige prestaties voorliggen en dus géén bedekte bevoordeling, zoals dat voor de toepassing van de vermelde bepaling vereist is.
De puntjes staan dus weer netjes op de ‘i’, al is het wel mogelijk dat de Vlaamse Belastingdienst naar het Hof van Cassatie trekt om de uitspraak aan te vechten. Of hij daarin zal slagen, valt sterk te betwijfelen.
0 reacties