In het tweede reparatiedecreet bij de Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna “de codex”) wordt de tekst herschreven van het artikel over de forfaitaire schulden [1]. Ten gronde is er niet zoveel gewijzigd.
De Context
De erfbelasting wordt geheven op wat men netto ontvangt: actief min passief, goederen min schulden. Net zoals bij de inkomstenbelasting: inkomsten min uitgaven. Aan het onderzoek van die schulden diende vrij veel tijd besteed te worden, want sommige schulden moesten proportioneel omgedeeld worden over de tijd vóór en na het overlijden, soms waren ze betaald voor het overlijden en werden ze toch nog onder het passief vermeld, er kwamen interestberekeningen bij, enz. Zowel de erfgenamen als de fiscale ambtenaren staken daar dus een belangrijk deel van hun tijd in. De memorie van toelichting bij het reparatiedecreet zegt het mooi:
“In de praktijk blijft dit aanleiding geven tot veel administratieve rompslomp, terwijl het vaak gaat over uitgaven voor het dagelijkse leven, dus om kleine huishoudelijke uitgaven. Bij de aangifte worden bijvoorbeeld facturen gevoegd van diverse nutsmaatschappijen: water-, gas- en electriciteitsleveranciers, internet- en telefoonoperatoren. De daarop vermelde bedragen moeten dan proportioneel worden omgeslagen over de periode vóór het overlijden en de periode na het overlijden. Enkel de lasten die betrekking hebben op de periode vóór het overlijden komen in aanmerking om te worden verrekend met de baten van het gemeenschappelijk vermogen ter gelegenheid van de vereffening van het gemeenschapsstelsel. Deze berekeningen hebben doorgaans een zeer beperkte impact op de uiteindelijk verschuldigde erfbelasting, maar de geldende regelgeving noopt de aangevers tot deze opsplitsing, onder controle en toezicht van de administratie.”
De Codex wijzigde dit. Net zoals in inkomstenbelasting werd een forfait ingevoerd: 1500 € voor de algemene schulden, en 6000 € voor de begrafeniskosten. Daarnaast mag men de schulden aftrekken die specifiek aangegaan werden om onroerende goederen te verwerven of te behouden.
De mogelijkheid blijft wel om de werkelijke kosten aan te geven als de erfgenamen dat willen, maar dan moeten ze deze wel bewijzen, net zoals vroeger.
In de Codex ging het oorspronkelijk alleen over schulden van de erflater, niet van de gemeenschap [2]. Maar wat als de gemeenschappelijke schulden meer dan 3.000 € bedragen: zijn er dan al 1.500 € eigen schulden, dus meer dan het forfait? Uit het aangifteformulier bleek dat dit niet de bedoeling was: eerst wordt het gemeenschappelijk actief en passief opgegeven, dan het eigen actief en passief, en pas bij dit laatste staat de keuzemogelijkheid voor het forfait. Bij vele aangiften zou er dus een mengeling zijn: de werkelijke passiva voor de gemeenschap, het forfait voor het eigen vermogen.
Het doel van de wettekst werd dus maar heel gedeeltelijk bereikt.
De wijziging
Dit werd gewijzigd door het reparatiedecreet, na een amendement [3]. Art. 2.7.3.4.2 stelt nu als eerste regel dat de schulden van de erflater forfaitair bepaald worden op 1500 €. Is hij echter gehuwd met gemeenschap, dan worden van de schulden van de gemeenschap forfaitair op 3000 € bepaald; de helft hiervan kan opgenomen worden in het passief van de gemeenschap. Beide forfaits kunnen niet gecombineerd worden. Het forfait dekt niet de schulden, aangegaan om onroerend goed te verkrijgen of te behouden.
De nieuwe tekst luidt als volgt:
“De schulden van de erflater die op de dag van het overlijden bestaan, worden forfaitair bepaald op 1500 euro.
In afwijking van het eerste lid wordt het forfait voor de schulden van de gemeenschap bepaald op 3000 euro als de erflater gehuwd was onder een stelsel van gemeenschap. Hiervan kan de helft in het passief van de nalatenschap worden opgenomen.
Het forfait, vermeld in het eerste lid, en het forfait, vermeld in het tweede lid, kunnen niet gecombineerd, noch gecumuleerd worden.
De schulden die specifiek zijn aangegaan om onroerende goederen te verwerven of te behouden, zijn uitgesloten uit het forfaitaire bedrag, vermeld in het eerste en tweede lid.”
Als het gemeenschappelijk vermogen voor de helft aan de nalatenschap toekomt, is de regeling duidelijk. Als de gemeenschap geheel wordt toebedeeld aan de langstlevende, dan lijkt het mij ook duidelijk dat er 1500 euro in het fictief legaat van art. 2.7.1.0.4 VCF begrepen zal zitten. Als de langstlevende geacht wordt een legaat te hebben verkregen, wordt hij ook geacht de schulden die met de fictief legaat verband houden ten laste te hebben.
Als de gemeenschap gedeeltelijk wordt toebedeeld aan de langstlevende en gedeeltelijk in de nalatenschap valt, dan is de oplossing minder duidelijk. M.i. zal men dan moeten nagaan door wie de schulden ook werkelijk gedragen worden. Als de langstlevende specifieke goederen verkrijgt, komt de 1500 € volledig in de nalatenschap terecht; wat hij krijgt wordt immers gelijkgesteld met een legaat, en een legaat van specifieke goederen draagt niet bij in de schulden, tenzij anders bedongen in het huwelijkscontract natuurlijk. Kiest de langstlevende voor een onverdeeld deel van de gemeenschap, bv. 1/3 of 1/4, dan lijkt het logisch dat de 1500 € ook voor 1/3 of ¼ in zijn deel terechtkomt, als deel van zijn fictief legaat [4].
Ook aan de regeling voor de begrafeniskosten is iets gewijzigd. Die zijn altijd ten laste van de nalatenschap. Ze blijven bepaald op 6000 €, maar het forfait geldt voortaan niet meer als de erflater een uitvaartverzekering gesloten had. De kostprijs hiervan is dan immers al ten laste gekomen van het actief.
In een administratief standpunt van 17 augustus 2015 heeft de administratie de gevolgen overlopen van een begrafenisverzekering, naargelang de verzekering aan de begrafenisondernemer toekomt, aan de nalatenschap in het algemeen of aan een welbepaalde begunstigde, en naargelang het bedrag van de uitkering (gelijk, hoger, of kleiner dan de begrafeniskosten). U vindt ze hier.
Beoordeling
Dit is een wijziging in het nadeel van de belastingplichtige, maar begrijpelijk.
Sinds 1 januari 2015 kon men van het gemeenschappelijk vermogen de werkelijke schulden aftrekken, en daarnaast nog 1500 € als algemene schulden van het eigen vermogen. De rompslomp met kleine schulden bleef dus, want bij wie in gemeenschap getrouwd is zijn de meeste schulden gemeenschappelijk. Het decreet was dus slecht geschreven.
Door de wijziging dekt het forfait ook de gemeenschappelijke schulden, zodat de oorspronkelijke bedoeling van de decreetgever gerealiseerd wordt.
Dat belet niet dat de tekst vroeger duidelijk anders was, en de Vlaamse belastingdienst aanvaardt dan ook terecht dat de wijziging pas van toepassing is vanaf de overlijdens die voorvallen vanaf de datum van publicatie in het Belgisch staatsblad [5].
Rik Deblauwe
Leest u graag meer van mr. Deblauwe en erfrecht?
Geniet van deze uitzonderlijke promo: pakket erfbelasting voor de notariële praktijk
[1] Art. 7 van het decreet van 14 augustus 2015, vervangt art. 2.7.3.4.2 van de Vlaamse Codex fiscaliteit (“de Codex”
[2] Cfr. Vraag om uitleg van Jos Lantmeeters aan Annemie Turtelboom, viceminister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Begroting, Financiën en Energie, over de schulden van de erflater in de Vlaamse Codex Fiscaliteit, Handelingen Vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting dd. 10 maart 2015; Deblauwe, Inleiding tot de Vlaamse erfbelasting, Knops Publishing, 2015, nr. 751.
[3] Stuk 369 (2014-2015) – Nr. 2, p. 3.
[4] Deblauwe, Inleiding tot de Vlaamse erfbelasting, Knops Publishing, 2015, nr. 752.
[5] Administratief standpunt van 31 augustus 2015, “Inwerking reparatiedecreet – Praktische toepassing in de tijd”, op de website van Vlabel: http://belastingen.vlaanderen.be/nlapps/data/docattachments/SPO_15089%20Inwerkingtreding%20reparatiedecreet.pdf
0 reacties