Hoewel de lat voor de benoeming van gerechtsdeurwaarders de laatste jaren zeer hoog gelegd wordt, zijn ongelukken soms onvermijdelijk. Een klassiek voorbeeld hiervan is de laattijdige betekening van een cassatievoorziening door de gerechtsdeurwaarder, met de principiële onontvankelijkheid van de voorziening voor gevolg (artikel 1073 Ger.W.). Maar kan de zaak in dit geval misschien alsnog gered worden, door een beroep te doen op de overmachtsleer?
Klassiek standpunt: niet in burgerlijke zaken
Vanuit het klassiek verbintenissenrecht luidt het antwoord alvast principieel “nee”. De gerechtsdeurwaarder is immers de lasthebber van de aanlegger [1] en de fouten van de lasthebber verbinden de lastgever, voor zover zij binnen de perken van de lastgeving gebeurd zijn [2]. In burgerlijke zaken wordt een dergelijke bevrijding van de opdrachtgever klassiek dus niet aanvaard.
Ook in strafzaken werd de fout van de gerechtsdeurwaarder door het Hof van Cassatie aanvankelijk niet als overmacht aanzien, om dezelfde reden [3]. Daar kwam even later echter verandering in [4]. Het Hof stelde in dit princiepssarrest – weliswaar onder Europese druk – dat de territoriale monopoliepositie van de gerechtsdeurwaarder inzake de betekening van een verzet de opdrachtgever slechts een beperkte keuzevrijheid laat. In tegenstelling tot bij de aanstelling van een advocaat, waar men de vrije keuze bij heeft, wordt de territoriaal bevoegde gerechtsdeurwaarder door de wetgever in feite opgedrongen aan de verzetdoende partij. Gezien de fout van deze opgedrongen gerechtsdeurwaarder in strafzaken niet enkel pecuniaire gevolgen kan hebben maar mogelijks ook een impact heeft op de vrijheid van de betrokkene, aanvaardt de rechtspraak nu regelmatig dat zij overmacht uitmaakt, in hoofde van de opdrachtgever [5].
Kentering: toch wel!
Het Hof van Cassatie paste dezelfde redenering ook al toe in burgerlijke zaken, althans wanneer de fout van de gerechtsdeurwaarder te wijten was aan een externe factor. Zo werd door het Hof van Cassatie al aanvaard dat een verkeersongeval, dat de gerechtsdeurwaarder verhindert om tijdig op de griffie te geraken voor de neerlegging van een verzoekschrift in cassatie, in hoofde van de opdrachtgever als overmacht kwalificeert, zodat de cassatietermijn verlengd werd [6]. Ook in de lagere rechtspraak zijn al enige tijd gelijkaardige voorbeelden te vinden [7].
In een zeer recent arrest van 8 februari 2019 heeft het Hof nu zelfs geoordeeld dat ook een gewone fout van de gerechtsdeurwaarder, namelijk een eenvoudige nalatigheid om tot betekening over te gaan, overmacht kan uitmaken in hoofde van de opdrachtgever, zelfs zonder externe factoren. Deze stelling is in lijn met de redenering die ook door het EHRM ontwikkeld werd in het arrest Platakou, waar onder meer geoordeeld werd als volgt: “En effet, la Cour considère que, puisque la législation interne confie la signification des actes de justice aux huissiers de justice, le respect des modalités de telles significations relève principalement de la responsabilité des huissiers”. Dit recente arrest vormt dus wel een ernstige verbreding van de Belgische overmachtsleer in burgerlijke zaken. Vanaf nu moet aangenomen worden dat een termijnoverschrijding inzake rechtsmiddelen ten gevolge van een fout van de gerechtsdeurwaarder aanleiding kan geven tot een overmachtssituatie in hoofde van de aanlegger.
In een ander arrest heeft het Hof wel al aangegeven dat een dergelijke analogische toepassing evenwel enkel mogelijk is voor fouten die de gerechtsdeurwaarder begaat inzake monopolietaken. Wanneer de fout gemaakt werd bij de uitvoering van een residuaire taak in de zin van artikel 519 Ger.W., waar men dus eigenlijk de volledig vrije keuze had inzake de aan te stellen lasthebber of men desgevallend ook zelf de nodige handelingen kon stellen, herleeft ten volle de basisregel dat de fouten van de lasthebber de lastgever verbinden en kan van overmacht geen sprake zijn [8].
Bas FEYS
Kandidaat-Gerechtsdeurwaarder
referenties:
[1] P. DEPUYDT, De aansprakelijkheid van de gerechtsdeurwaarder, Groep De Boeck, 2009, p. 9; B. FEYS, Compendium Gerechtsdeurwaarders, Knopsbooks, 2018, p. 1437
[2] B. TILLEMAN, Lastgeving, 177, nr. 351.
[3] Cass. 27 april 2010, R.W. 2010-11, 35, 1475.
[4] Cass. 9 november 2011, P&B 2012, 3, 80-81.
[5] bv: Brussel 19 oktober 2016, Ius & Actores 2016, 3, 37.
[6] Cass. 12 januari 2012, P&B 2012, 3, 81-82.
[7] bv: Vred. Sint-Gillis 15 april 2016, Ius & Actores 2016, 1-2, p. 87-89.
[8] Cass. 21 december 2012, Ius & Actores 2013, 3, 23-24; RW 2013-14, 40, 1577-1579.
Heeft u nood aan een omvattend naslagwerk met een praktische inkijk in het wettelijk kader ter zake de uitoefening van het ambt van Gerechtsdeurwaarder?
Het Compendium Gerechtsdeurwaarders door Bas Feys, bundelt relevante wetgeving, relevante rechtspraak en rechtsleer, alsook alle omzendbrieven van de Nationale Kamer sinds 2001. De materie is bijgewerkt en actueel tot 27 augustus 2018 en is nu te bestellen bij KnopsBooks.
0 reacties