In geval van fraude heeft de fiscus een verlengde termijn om te taxeren. Tot voor kort was die fraudetermijn zeven jaar, met ingang van aanslagjaar 2023 is die termijn tien jaar. Vraag wordt dan welke inkomsten binnen deze verlengde termijn alsnog kunnen belast worden: enkel de inkomsten die met frauduleus opzet niet zouden zijn aangegeven, of álle inkomsten waaronder dus ook inkomsten die niet-frauduleus niet of niet volledig zouden zijn aangegeven. Cassatie heeft haar standpunt hieromtrent grondig gewijzigd.
Taxatiebereik binnen de fraudetermijn
De fraudetermijn was lange tijd zeven jaar. Met ingang van aanslagjaar 2023 is deze gebracht op tien jaar. Deze termijn kan enkel worden toegepast indien en voor zover de administratie het bewijs levert dat belastbare inkomsten niet zouden zijn aangegeven met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden.
Voor zover er al sprake zou zijn van fraude, heeft dit in vele gevallen geen betrekking op alle belastbare inkomsten van de belastingplichtige. En dan rijst de vraag of die verlengde fraudetermijn kan worden toegepast op alle belastbare inkomsten, dan wel enkel op deze die met frauduleus opzet aan belasting zouden zijn onttrokken. Cijfermatig een belangrijke kwestie: stel een aangegeven inkomen van 100 dat niet behept is met enige fraude, en daarnaast een inkomen van 100 dat in verband zou worden gebracht met fraude: kan er binnen de verlengde termijn getaxeerd worden op 200 of enkel op 100…?
In het verleden heeft het Hof van Cassatie arresten geveld waaruit volgde dat er over het geheel van de inkomsten belasting kon worden gevestigd binnen die verlengde fraudetermijn.
Cassatie wijzigt haar standpunt
Bij arrest van 24 maart 2023 heeft het Hof van Cassatie haar standpunt terzake evenwel expliciet gewijzigd. De beoordeling van het Hof is glashelder en luidt als volgt:
“Indien de toepassingsvoorwaarden van de […] aanslagtermijn van artikel 354, tweede lid, WIB92 zijn vervuld, kan de aanslag gevestigd binnen deze verlengde termijn enkel betrekking hebben op de met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden onttrokken inkomsten en niet op de totaliteit van de uit hoofde van de belastbare inkomsten verschuldigde belasting.
Het Hof komt hiermee terug op zijn eerdere rechtspraak.”
De impact van deze uitspraak is belangrijk in de praktijk. Stel dat er bv. huidig jaar 2024 een debat is onder meer aangaande de aanslagjaren 2018, 2019, 2020, 2021. Voor deze aanslagjaren kan er enkel nog getaxeerd worden op grond van de vroegere fraudetermijn van zeven jaar. Voor zover er voor al die jaren inkomsten zijn die niet in verband staan met enige fraude, dan kunnen al deze inkomsten voor al deze betrokken jaren niet meer getaxeerd worden conform deze actuele cassatierechtspraak.
Het gebeurt niet zo vaak dat het Hof van Cassatie terugkomt, expliciet zelfs, op eerdere rechtspraak. Voor de belastingplichtigen is het alvast een toe te juichen tempering van de toepassing van de verlengde fraudetermijn, te meer rekening houdende met de verlenging ervan naar tien jaar.
Impact op de nieuwe verlengde termijnen
Dit arrest zou tevens impact moeten hebben op de nieuwe verlengde termijnen. Meer bepaald geldt met ingang van aanslagjaar 2023 een termijn van tien jaar voor zogenaamde complexe aangiftes en een termijn van zes jaar voor zogenaamde semi-complexe aangiftes. Deze nieuwe verlengde termijnen zijn evenwel niet van toepassing op een limitatieve en beperkte lijst van zogenaamde eenvoudige aspecten (verworpen uitgaven zoals bv. deze voor receptiekosten); voor het overige zouden deze verlengde termijnen op de volledige aangifte kunnen worden toegepast.
Gezien de bewoordingen van de wettelijke bepalingen, en ervan uitgaande dat de rechtspraak van het Hof van Cassatie consequent zal worden toegepast, zouden deze nieuwe verlengde termijnen in de logica van het recente cassatiearrest enkel toepassing mogen vinden op de aspecten van de aangifte die deze termijnen uitdrukkelijk beogen. Zo niet zou een belastingplichtige met een complexe of semi-complexe aangifte, bv. zij die internationaal actief zijn, anders (strenger) behandeld worden dan een belastingplichtige die fraude zou hebben begaan. Een dergelijke situatie lijkt de toets aan het gelijkheidsbeginsel niet te kunnen doorstaan. Vandaar de inschatting dat het cassatiearrest ook voor deze termijnen haar impact heeft.
Het Hof van Cassatie oordeelt dat enkel inkomsten waarvoor bewezen zou zijn dat deze verband houden met fraude nog belast kunnen worden binnen de verlengde fraudetermijn die thans tien jaar bedraagt; voor inkomsten waar geen fraude aan de orde is kan dit dus niet. Cassatie komt hiermee expliciet terug op haar eerdere rechtspraak dienaangaande. Dit arrest heeft een belangrijk impact in de praktijk op alle dossiers waar de fraudetermijn zou spelen, en de inschatting is dat het evenzeer impact heeft op nieuwe verlengde termijnen van zes, respectievelijk tien jaar. Een belangrijk aandachtspunt bij de controles en/of taxaties met toepassing van deze verlengde termijnen. We staan u er graag in bij.
Dries Verhaeghe en Jan Sandra
Volg ook onze IMPOSTO Tax Talks, ook op LinkedIn.
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld? Volg Jubel.be op LinkedIn.
0 reacties