De overgrote meerderheid van alle uitgesproken straffen in ons land kent een termijn van minder dan drie jaar. Toch werd er besloten om ook de uitvoering van deze straffen vanaf 2020 onder de bevoegdheid van de strafuitvoeringsrechter te brengen. Meester John Maes, vennoot bij Metis Advocaten en expert straf- en strafprocesrecht, licht toe.
Straffen onder de drie jaar vormen met ongeveer 85 procent het gros van de straffen die worden uitgesproken. Het was dus meteen duidelijk dat men niet alle straffen zou kunnen laten beoordelen door de strafuitvoeringsrechtbank omdat die in dat geval totaal overbelast zou zijn. Daarom werd er een onderscheid gemaakt en werd de wet in principe niet toegepast voor straffen onder de drie jaar. Deze straffen werden voor veroordeelden die in België woonden quasi altijd uitgevoerd in de vorm van een elektronisch toezicht op basis van een beslissing van de gevangenisdirectie.
Vanzelfsprekend heeft dit geleid tot een groot verschil tussen veroordeelden die voor meer en voor minder dan drie jaar gestraft worden. Dit heeft op zijn beurt geleid tot een aantal vreemde uitspraken, met straffen van drie jaar en één dag om er zo voor te zorgen dat iemand toch onder de bevoegdheid kwam van de strafuitvoeringsrechtbank. Daar zijn veel bedenkingen bij te maken.
Schriftelijke procedure
Het probleem werd in het verleden vaak vooruitgeschoven, maar nu is er toch beslist om vanaf 2020 de strafuitveringsrechter alleen – en dus niet de strafuitvoeringsrechtbank die bestaat uit drie mensen – de straffen onder drie jaar voor zijn of haar rekening te laten nemen via een vereenvoudigde schriftelijke procedure. Gevolg is dat de gedetineerde in dat geval principe niet meer voor de rechter verschijnt. Ook de beslissing zelf gebeurt op schriftelijke basis. En het advies van het parket is niet meer noodzakelijk. Het is met andere woorden een vervangende procedure, met ook nog de bijkomende maatregel dat het bij straffen onder de achttien maanden mogelijk is om voorafgaand aan de detentie elektronisch toezicht aan te vragen. Hierdoor kan de rechter al beslissen zonder dat iemand van zijn vrijheid wordt beroofd
Dit is zonder meer een belangrijke ingreep, maar het is afwachten of ze haalbaar is. In de eerste plaats is er de problematiek van de overbevolking van de gevangenissen. Men gaat veel meer straffen uitvoeren en dus zal men veel meer gevangenen hebben in onze strafinstellingen, die nu al overbevolkt zijn. Ten tweede zullen er ook bijkomende benoemingen moeten georganiseerd worden van strafuitvoeringsrechters. De magistraten die nu de strafuitvoeringsrechtbanken voorzitten, zijn immers al tamelijk overbelast met vertragingen van enkele weken tot maanden voordat iemand zijn zaak over de invrijheidstelling kan laten berechten. Hoe gaat men dit alles organiseren?
Mentaliteitswijziging
En er is ook nog de vraag naar de zin en onzin van korte straffen. Die hebben misschien wel een scherp effect, maar ze kunnen ook een desastreus gevolg hebben voor iemands professionele en sociale leven. Vaak zijn zij buitenproportioneel en zwaarwegend, te zwaar ten opzichte van de sanctie.
Magistraten zullen in die nieuwe realiteit ook rekening moeten houden met hun bestraffingen. Als men weet dat men iemand een straf geeft van zes maanden en die persoon moet ook effectief de gevangenis in, dan moet men toch eerst eens goed nadenken voordat men die straf geeft. Het moet met andere woorden ook leiden tot een mentaliteitswijziging bij de magistraten die de straffen uitspreken. Op dit moment spreekt men immers straffen uit in de wetenschap dat ze in de praktijk alleen maar zullen worden uitgevoerd via elektronisch toezicht.
John Maes
Vennoot Metis Advocaten
Bekijk hier ook het interview inzake de strafuitvoering met meester John Maes:
0 reacties