4 dec 2020 | Employment & Benefits

Gelijk loon voor gelijk werk: Hof van Cassatie wijst de weg bij ontslag tijdens tijdskrediet

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 04/12/2020 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.
Onderstaand artikel van Dominique De Meyst verscheen in uitgebreide vorm in het Arbeidsrecht Journaal. U kan die bijdrage hier lezen.

In een nieuwe bijdrage in het Arbeidsrecht Journaal analyseert Dominique De Meyst (Doctoraal Onderzoeker, Centrum voor Overheid en Recht – CORE, U Hasselt) het arrest van 22 juni 2020 waarin het Hof van Cassatie oordeelt over de berekening van vergoedingen bij ontslag tijdens een periode van tijdskrediet. In een geschil waar partijen artikel 157 VWEU (gelijk loon voor gelijke arbeid) opwerpen, moet de bodemrechter volgens het Hof van Cassatie voortaan nagaan of er sprake is van indirecte discriminatie, indien de berekening gebeurt op basis van het deeltijdse loon van tijdens de arbeidsduurvermindering. Het Hof van Cassatie beroept zich daarvoor op het arrest Praxair, waarin het Hof van Justitie van de EU zich uitspreekt over vergoedingen bij ontslag tijdens ouderschapsverlof.

Gelijke beloning bij beschermingsvervoeding

In het arrest van 22 juni 2020 bevestigt het Hof van Cassatie dat zowel de opzeggingsvergoeding als de forfaitaire beschermingsvergoeding onder het begrip ‘beloning’ vallen uit artikel 157 VWEU. Vervolgens oordeelt het Hof van Cassatie dat de situatie van een werknemer met een voltijds contract in een periode van deeltijds tijdskrediet vergelijkbaar is met de situatie van een werknemer met een voltijds contract die geen tijdskrediet opneemt, althans wat het recht op vergoeding bij ontslag betreft.[1]

Daarmee slaat de cassatierechtspraak een nieuwe richting in. In een arrest van 11 december 2006 stelde het Hof van Cassatie immers nog een onvergelijkbaarheid vast tussen het ontslag van een werknemer tijdens een periode van loopbaanonderbreking enerzijds en het ontslag van een werknemer die nog voltijds werkte omdat de aangevraagde loopbaanonderbreking nog niet was ingegaan anderzijds. Uit deze onvergelijkbaarheid leek het Hof van Cassatie toen te hebben besloten dat wie in loopbaanonderbreking was, tijdens die onderbreking gebonden was door een deeltijdse arbeidsovereenkomst. Hieruit leidde het Hof van Cassatie dan af dat de berekening van de vergoedingen bij ontslag moest gebeuren op basis van het deeltijdse loon.[2] Deze cassatierechtspraak was niet vrij van kritiek in de rechtsleer. Ook in de feitenrechtspraak kon zij niet altijd op navolging rekenen.

Draagwijdte

Het Hof van Cassatie past deze rechtspraak naar analogie toe op een stelsel van tijdskrediet. De redenering inzake indirecte discriminatie lijkt overigens toepasbaar op alle stelsels van tijdskrediet of thematisch verlof: indien een partij in een geschil over ontslag kan aantonen dat in de praktijk een groter aandeel vrouwen dan mannen (of omgekeerd) van een dergelijk stelsel gebruikmaakt, kan een nationale regeling die de vergoedingen bij ontslag berekent op basis van het deeltijdse loon, een indirecte discriminatie op basis van geslacht uitmaken.

Indirecte discriminatie biedt mogelijkheden om vergoedingen bij ontslag te doen berekenen op basis van het voltijdse loon, ook al rijzen meteen een aantal vragen. Wanneer is een aandeel van het ene dan wel het andere geslacht ‘groot genoeg’ om over indirecte discriminatie te kunnen spreken? Wat indien de genderverschillen onder de werknemers die tijdskrediet of thematisch verlof opnemen, doorheen de tijd kleiner worden? Wat indien partijen geen indirecte discriminatie opwerpen; kan de rechter dat dan ambtshalve?

De essentie blijft evenwel dat al deze stelsels van tijdskrediet of thematisch verlof eenzelfde doel nastreven: de combinatie van werk en gezin faciliteren. Daarbij hoort ook een goede bescherming tegen ontslag van de werknemers die van deze stelsels gebruikmaken. Wat ouderschapsverlof betreft, heeft ook daarover het Hof van Justitie uitspraak gedaan: het doel van de regelgeving maakt een berekening van vergoedingen bij ontslag op basis van het voltijdse loon noodzakelijk. Het is dus aan de wetgever om werknemers verder te beschermen tegen ontslag binnen élk stelsel van tijdskrediet en thematische verlof, omwille van het inherente doel van die stelsels. Tot dan kan ook een vordering op grond van indirecte discriminatie in sommige geschillen soelaas bieden.

Dominique De Meyst (Doctoraal Onderzoeker, Centrum voor Overheid en Recht – CORE, U Hasselt)

***

Meer weten? Voor het uitgebreide artikel in het Arbeidsrecht Journaal, klik hier.

referenties:

[1] Het Hof van Cassatie inspireert zich op deze vergelijkbaarheidstoets op HvJ 8 mei 2019, C-486/18, ECLI:EU:C:2019:379, Praxair, punt 78, dat dan weer de mosterd haalt bij HvJ 22 oktober 2009, C-116/08, ECLI:EU:C:2009:645, Meerts, punt. 51 en 55. (Cass. 22 juni 2020, S.19.0031.F, zie weergave S. TAES, NB Arbeidsrecht 2020, afl. 7, www.instituutvoorarbeidsrecht.be.)

[2] Cass. 11 december 2006, S.04.0143.N, overw. 3 en 6, Arr.Cass. 2006, 2545. In dezelfde zin: Cass. 25 februari 2008, S.07.0027.N, overw. 10.

 

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.