De meerwaarden verwezenlijkt tijdens de beroepsuitoefening zijn in principe belastbaar als gewone winst van het belastbaar tijdperk waarin ze zijn verwezenlijkt. Onder bepaalde voorwaarden kan evenwel geopteerd worden voor het stelsel van uitgestelde en gespreide taxatie conform artikel 47 WIB92.[1]De strikte voorwaarden die hieraan verbonden zijn, en in het bijzonder het ‘alles-of-niets-verhaal’ wat betreft het bedrag dat opnieuw moet worden geïnvesteerd, staan echter een frequente toepassing van dit stelsel in de weg. Een gedeeltelijke wederbelegging komt op vandaag immers niet in aanmerking waardoor de belastingplichtige hier vaak geen gebruik van maakt. Wij zijn dan ook voorstander van een aanpassing van dit wetsartikel opdat ook een pro rata toepassing ervan tot de mogelijkheden behoort.
Gespreide taxatie van meerwaarden
Wanneer een vennootschap een meerwaarde realiseert door bijvoorbeeld de verkoop van een onroerend goed, dan zal de belastbare meerwaarde worden bepaald door de ontvangen verkoopprijs te verminderen met de aanschaffingswaarde van het goed, die op haar beurt verminderd wordt met de fiscale afschrijvingen of waardeverminderingen (art. 43 WIB92). Als een vennootschap dus een onroerend goed verkoopt dat al grotendeels is afgeschreven en bijgevolg een beperkte boekwaarde heeft, dan zal zij wellicht een stevige meerwaarde realiseren. Wanneer die meerwaarde getaxeerd wordt aan het huidige tarief in de vennootschapsbelasting van 25 %, zal de vennootschap in het boekjaar dat hierop volgt een stevige som aan belastingen moeten betalen.
In dat geval kan de vennootschap er voor opteren om te kiezen voor het stelsel van uitgestelde en gespreide taxatie, dit in de veronderstelling dat het verkregen bedrag opnieuw wordt geïnvesteerd (art. 47 WIB92). De meerwaardebelasting moet in dat geval niet in één keer opgehoest worden, maar kan gespreid worden belast in de tijd, hetgeen cashflow matig vanzelfsprekend een belangrijk verschil kan maken voor de belastingplichtige.
Deze maatregel werd destijds ingevoerd om via een fiscale incentive ondernemingen aan te zetten nieuwe investeringen te doen. Door de belastingplichtige de mogelijkheid te geven zijn belastingfactuur te spreiden, poogde de wetgever ondernemingen te stimuleren om te investeren in nieuwe bedrijfsmiddelen, en op die manier bij te dragen tot een gunstiger investeringsklimaat.
Strikte voorwaarden voor gespreide taxatie
Opdat men van deze gunstmaatregel gebruik kan maken, moeten evenwel een aantal strikte voorwaarden vervuld zijn[2]:
- De meerwaarde moet betrekking hebben op een actief bestanddeel dat sedert meer dan vijf jaar de aard heeft van vast actief. Deze termijn van vijf jaar wordt gerekend van dag tot dag.
- De vennootschap moet gaan herbeleggen. De volledige verkoopprijs die zij ontvangen heeft voor het gerealiseerd actief moet opnieuw geïnvesteerd worden.
- De herbelegging moet gebeuren in afschrijfbare materiële of immateriële vaste activa die voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid worden gebruikt.
- De herbelegging van de verkoopprijs moet plaatsvinden binnen een termijn van drie jaar. De termijn wordt verlengd tot vijf jaar in geval de wederbelegging gebeurt in een gebouwd onroerend goed.
Deze termijn vangt aan op de eerste dag van het belastbaar tijdperk waarin de meerwaarde is verwezenlijkt. De verlengde termijn van vijf jaar vangt naar keuze van de belastingplichtige aan ofwel op de eerste dag van het belastbare tijdperk waarin de meerwaarde is verwezenlijkt, ofwel op de eerste dag van het voorlaatste belastbare tijdperk dat aan de verwezenlijking van de meerwaarde voorafgaat. - Tot slot is er nog een formele voorwaarde. De belastingplichtige die voor de gespreide belasting van de meerwaarde opteert, moet een opgave 276K bij de aangifte voegen, en dit vanaf het aanslagjaar waarin de meerwaarde werd gerealiseerd tot het aanslagjaar waarin de meerwaarde volledig is belast.
Als bovenstaande voorwaarden correct worden nageleefd, zal de gerealiseerde meerwaarde gespreid worden belast naar verhouding van de afschrijvingen die voor dat belastbaar tijdperk fiscaal worden aangenomen op de activa die als herbelegging zijn aangeduid. Stel, de vennootschap herbelegt de verkoopprijs van een onroerend goed volledig in enkele opslagplaatsen, afschrijfbaar over twintig jaar, dan zal jaarlijkse 1/20 van de meerwaarde (i.e. het afschrijvingsritme van het actief waarin werd wederbelegd) belastbaar worden gesteld. Hiertegenover komen dan bovendien de afschrijvingen die worden aangenomen op het wederbeleggingsactief, hetgeen de belastingdruk aanzienlijk beperkt. De gespreide taxatie betreft dus in essentie louter een verschil in timing. De belasting zelf blijft immers evenzeer verschuldigd. De spreiding van de belastingdruk in de tijd zorgt er weer wel voor dat de vennootschap het bedrag aan belasting dat zij vandaag (nog) niet betaalt, verder kan laten renderen, hetgeen de economie alleen maar ten goede zal komen.
Een alles-of-niets-bepaling
Net daarom valt het te betreuren dat artikel 47 WIB92 in feite een alles-of-niets-bepaling is.
Zoals aangehaald, moet de gehele verkoopprijs van het gerealiseerde actief worden herbelegd. Als maar een deel van de verkoopprijs – zelfs bij wijze van voorbeeld 98% van de verkoopprijs – opnieuw wordt geïnvesteerd, dan is er geen sprake van een kwalificerende herbelegging en is er eenvoudigweg wat betreft de volledige meerwaarde geen gespreide taxatie mogelijk. De meerwaarde wordt dan aangemerkt als een inkomen van het belastbaar tijdperk waarin de herbeleggingstermijn verstreken is.
We stellen vast dat deze strikte vereiste – met name dat het volledige bedrag van de verkoopprijs herbelegd moet worden – het grootste probleem vormt voor belastingplichtigen om toepassing te maken van het stelsel van gespreide taxatie. Een systeem waarbij ook een gedeeltelijke wederbelegging in aanmerking zou komen voor gespreide taxatie zou in dat opzicht dan ook veel doeltreffender zijn en meer belastingplichtigen de mogelijkheid bieden om van de regeling te profiteren. Dit biedt bovendien ook meer flexibiliteit in de financiële planning van investeringen door de vennootschap. Wij bepleiten dan ook een aanpassing van het wetsartikel opdat ook een pro rata toepassing ervan tot de mogelijkheden behoort.
0 reacties