Getuigenverhoor ter zitting : mag men in België zowaar stilaan zijn onschuld bewijzen..?
Elke penalist onder de Moerdijk zal het zuchtend beamen: getuigen dagvaarden ter zitting met de bedoeling om ze te laten horen in de strafzaak van je cliënt mocht iedereen. Ze daadwerkelijk gehoord krijgen, laat staan ze zelf ondervragen, was echter zéér weinigen gegund…
Op het eerste zicht leek dit voor elke rechtgeaarde jurist zo evidente onderdeel van het recht op een eerlijk proces en de daarbij horende wapengelijkheid tussen de vervolgende instantie (in België het OM, vertegenwoordigd door de Procureur des Konings in eerste aanleg en de Procureur-generaal in graad van beroep) en de verdediging nochtans duidelijk verwoord in het artikel 6.3.d van het EVRM :
“3. Een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, heeft in het bijzonder de volgende rechten:
d. de getuigen à charge te ondervragen of te doen ondervragen en het oproepen en de ondervraging van getuigen à décharge te doen geschieden onder dezelfde voorwaarden als het geval is met de getuigen à charge;”
In tegenstelling tot de accusatoire Angelsaksische landen (ofte dus de meeste ‘rechtbankscènes’ in films en op televisie…) , kent België echter een van oorsprong inquisitoire strafrechtelijke procedure, dwz. waar de rechter het onderzoek dirigeert en dus ook het nut van een getuigenverhoor mag beoordelen. Dit lezen we dan ook terug in de artikelen 153 (politierechtbanken) en 190 (correctionele rechtbanken) van ons Wetboek van Strafvordering :
“de getuigen voor en tegen worden gehoord, indien daartoe grond bestaat”
Via ons Hof van Cassatie kreeg de bovenvermelde duidelijke Europese (ofte ‘supranationale’) bepaling van art 6.3.d. van het EVRM rond het getuigenverhoor ter zitting door de loop van de jaren heen dan ook de volgende vernauwde invulling :
- Het recht op een eerlijk proces houdt volgens het Hof van Cassatie niet in dat de beklaagde zoveel getuigen moet kunnen oproepen als hij nodig acht om zijn verweer te kunnen voeren. Een onbeperkt ondervragingsrecht leidt ertoe dat de verdachte de procedure kan afremmen door de rechter te bestoken met zinloze getuigenissen. Tevens zou de leiding van het proces niet meer toekomen aan de rechter (inquisitoir), maar aan de partijen (accusatoir).[1]
- De rechter oordeelt op onaantastbare wijze over de noodzaak van een getuigenverhoor à décharge.[2]
- De rechter mag een selectie maken uit het aanbod van getuigen en is niet verplicht de getuigen te ondervragen die reeds door de beklaagde zijn opgeroepen.[3]
- Een door de verdediging bij schriftelijke conclusies gevraagd getuigenverhoor, kan door de rechter geweigerd worden door middel van een wel heel beperkte motivering : een afwijzing “bij gemis aan belang”[4] of de zinsnede dat het “niet noodzakelijk is voor de waarheidsvinding”[5] kan volstaan.
Na heel wat eerdere en op elkaar voortbouwende princiepsarresten van het EHRM tegen andere lidstaten omtrent het recht op getuigenverhoor uit art 6.3.d EVRM[1], werd België op 14 juni 2016 jl veroordeeld en schijnt het EHRM (eindelijk) paal en perk te stellen aan bovenvermelde heersende cassatierechtspraak.
Het arrest Riahi / België van het EHRM van 14 juni 2016 kan niet anders dan als een keerpunt gezien worden voor het getuigenverhoor ter zitting in het Belgische strafprocesrecht, en wel omwille van de volgende duidelijke bewoordingen :
- “Het Hof stelt vervolgens vast dat het hof van beroep het verzoek van de verzoeker om D. te verhoren, heeft afgewezen. Het Hof stelt vast dat de rechtbank haar beslissing heeft gemotiveerd met de opmerking dat de schuld van de verzoeker voldoende blijkt ui de omstandige, precieze en genuanceerde verklaringen van D., afgelegd tegenover de politie en bevestigd tijdens het verhoor door de onderzoeksrechter. Het Hof merkt op dat het hof van beroep zich niet heeft beroepen op een verhindering van de getuige om ter terechtzitting een verklaring af te leggen. Het hof van beroep heeft evenmin een feitelijke, procedurele of juridische reden aangehaald die het verhoor van de getuige kan verhinderen”.[2]
- “Het recht om belastende getuigen vragen te (doen) stellen is een waarborg voor het recht op een eerlijk proces, daar het niet alleen de wapengelijkheid tussen de aanklager en de verdediging beschermt maar de verdediging en Justitie ook een essentieel instrument biedt om de geloofwaardigheid en de betrouwbaarheid van die belastende verklaringen te controleren en zo dus ook de gegrondheid van de tenlastelegging”.[3]
- “Het Hof stelt vast dat het hof van beroep de verklaringen van D., afgelegd tegenover de politie en de onderzoeksrechter, heeft geanalyseerd en hun omstandig, precies en genuanceerd karakter heeft benadrukt. Het Hof onthoudt echter dat zulk verhoor op zichzelf niet kan volstaan om het ontbreken van het getuigenverhoor te compenseren voor de verdediging. Hoe rigoureus dit onderzoek door de vonnisrechter ook wordt gevoerd, dit behelst slechts een onvoldoende controle in die zin dat het niet toelaat te beschikken over elementen die voortkomen uit een openbare confrontatie tussen de beklaagde en de aanklager.
Hiermee rekening houdende, meent het Hof dat de doorslaggevende aard van de verklaringen van D., zonder confrontatie met de beklaagde in een openbare terechtzitting, er toe leidt dat de rechter, hoe zorgvuldig hij de verklaring ook onderzoekt, de betrouwbaarheid van dat bewijs niet accuraat en eerlijk kunnen beoordelen.
Het Hof besluit dan ook dat de rechten van verdediging onderworpen zijn aan een beperking die niet verzoenbaar is met het recht op een eerlijk proces, de procedure in zijn geheel bekeken. Er is dan ook een schending van artikel 6 §1 en §3 (d).”[1]
Laat ons hopen dat de Belgische correctionele rechters ten gronde er ook zo over denken, te meer nu door de tweede ‘Potpourriwet’ van 5 februari 2016 jl ook de zwaarste misdrijven voor hun kamers kunnen gebracht worden, daar waar deze levensdelicten voordien altijd voor het Hof van Assisen moesten behandeld werden voor een jury van 12 burgers die ter zitting overgingen tot het onderzoek van de zaak via … getuigenverhoren ter zitting.
[1] DE SMET, B., “Oproepen en ondervragen van getuigen à décharge”, noot onder Cass. 23 november 2010, R.W. 2011-2012, nr 7, pag 369-370 [2] oa. Cass. 29 oktober 1985, Arr. Cass. 1985-86, 135 [3] oa. Cass. 3 november 1987, Arr. Cass. 1987-88, 140 [4] oa. Cass. 17 oktober 1990, Arr. Cass. 1990-91, 189 [5] oa. Cass. 23 november 2010, R.W. 2011-2012, nr 7, pag 367-370 met noot DE SMET, B. [6] Zie oa. EHRM 23 april 1997, Van Mechelen ea. / Nederland ; EHRM 13 oktober 2005, Bracci / Italië, nr. 36822/02 ; EHRM 28 september 2010, A.S. / Finland, nr. 40156/07 ; EHRM 15 december 2011, Al-Khawaja en Tahery / V.K., nr. 26766/05 en 22228/06 ; EHRM 13 maart 2012, Karpenko / Rusland, nr. 5605/04 ; EHRM 22 november 2012, Tseber / Tsjechië, nr. 46203/08 ; EHRM 15 december 2015, Schatschaschwili / Duitsland, nr. 9154/10 ; EHRM 24 mei 2016, Przydzial / Polen, nr 15847/08 [7]EHRM 14 juni 2016, Riahi / België, nr. 65400/10, § 36 (vrije vertaling) [8]EHRM 14 juni 2016, Riahi / België, nr. 65400/10, § 39 (vrije vertaling) [9]EHRM 14 juni 2016, Riahi / België, nr. 65400/10, § 41-43 (vrije vertaling)Heeft u vragen of opmerkingen bij dit artikel, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.
Medialinks:
‘Criminele kamer’ bespreekbaar voor Vlaamse Balieshttp://www.standaard.be/cnt/dmf20160903_02452474 http://www.standaard.be/cnt/dmf20160907_02458681 https://www.facebook.com/Studio-Legale-140460979359015/?fref=ts http://www.demorgen.be/binnenland/justitieminister-koen-geens-voorziet-nieuwe-assisenprocedure-bb34beac/
0 reacties