Op 21 juni 2023 hebben België en Nederland een nieuw dubbelbelastingverdrag (DBV) ondertekend (hierna: het nieuwe Verdrag). Zolang het nieuwe Verdrag niet in werking is getreden en toepassing vindt, zal het huidige Verdrag dat dateert uit 2001 van toepassing blijven. De praktijk wijst uit dat het meestal wel een tijd duurt voordat een ondertekend verdrag in werking treedt, omdat eerst de ratificatieprocedure in beide landen nog moet worden doorlopen. Als het nieuwe Verdrag in werking is getreden, zal het nog niet onmiddellijk van toepassing zijn. Met betrekking tot bronbelastingen zal het nieuwe Verdrag van toepassing zijn op inkomsten die toegekend of betaalbaar gesteld zijn op of na 1 januari dat volgt op het jaar van inwerkingtreding. In deze bijdrage staan we al even stil bij de impact van het nieuwe Verdrag op interest.
Naar een algehele afschaffing van bronbelasting op interest
Onder het huidige Verdrag is interest belastbaar in de woonstaat van de ontvanger. Niettemin mag ook de bronstaat een bronbelasting inhouden, maar het tarief is beperkt tot 10% als de uiteindelijk gerechtigde inwoner is van de andere verdragsluitende staat. Onder het huidige Verdrag wordt de Belgische bronbelasting van 30% onder het verdrag dus verminderd naar 10%.
Onder het nieuwe Verdrag kan de bronstaat geen belasting meer inhouden en is interest enkel belastbaar in de woonstaat als de ontvanger de uiteindelijk gerechtigde is. Deze bepaling is vooral relevant voor interestbetalingen door een inwoner van België aan een inwoner van Nederland. De wijziging heeft in beginsel geen relevantie in de omgekeerde situatie, omdat in Nederland immers geen belasting geheven wordt onder nationaal recht. Een belangrijke uitzondering komt hierna aan bod.
Interestbetalingen aan de aanmerkelijkbelanghouder
Terbeschikkingstellingsregeling onder Nederlands recht
In beginsel worden privé gehouden vermogensbestanddelen in box 3 in de heffing betrokken. Derhalve worden zij belast volgens de systematiek van box 3. In het geval een belastingplichtige deze vermogensbestanddelen beschikbaar stelt aan zijn eigen vennootschap waarin hij een aanmerkelijk belang houdt, vallen de opbrengsten onder de zogenoemde terbeschikkingstellingsregeling (tbs-regeling). Ook in het geval de vermogensbestanddelen ter beschikking worden gesteld aan een vennootschap waar een met de belastingplichtige verbonden persoon een aanmerkelijk belang houdt, vallen de opbrengsten onder de tbs-regeling. Onder verbonden personen worden hier verstaan: (i) de partner van de belastingplichtige en (ii) de minderjarige kinderen van de belastingplichtige of zijn partner. De opbrengsten worden in een dergelijk geval niet belast via de systematiek van box 3 maar belast in box 1 tegen een progressief tarief. De werking van de tbs-regeling wordt aan de hand van het onderstaande voorbeeld toegelicht, waarbij wordt uitgegaan van een zuiver Nederlandse situatie.
De aanmerkelijkbelanghouder verstrekt een lening ter waarde van 1.000.000 euro aan de in Nederland gevestigde vennootschap. Op basis van de Nederlandse wetgeving worden de opbrengsten – in dit geval interest – op grond van artikel 3.92 van de Wet Inkomstenbelasting 2001 belast tegen een maximaal progressief tarief van 49,5% (2024). Stel dat de interest 5% en derhalve 50.000 euro bedraagt, dan mag hierover een vrijstelling in mindering worden gebracht van 12%, waardoor de belastbare interest 44.000 euro bedraagt. De door de aanmerkelijkbelanghouder verschuldigde inkomstenbelasting in box 1 ten aanzien van het beschikbaar stellen van een lening bedraagt derhalve 21.780 euro.
De terbeschikkingstellingsregel geldt ongeacht of er al dan niet een (marktconforme) vergoeding wordt betaald. De wetgever heeft zo willen voorkomen dat belastingplichtigen onderling geen of een te lage (d.i. niet-marktconforme) interest afspreken met elkaar. Dit zou immers betekenen dat geen (marktconforme) interest verschuldigd is, en dus geen (marktconforme) interestopbrengst in box 1 in aanmerking kan worden genomen. Op basis van het arm’s length-beginsel, zal de interest aangepast worden en moet alsnog de marktconforme interestopbrengst in box 1 opgenomen worden.
Terbeschikkingstellingsregeling onder het huidige Verdrag
Op grond van artikel 11, § 2 van het huidige Verdrag mag Nederland belasting heffen als een in België wonende aanmerkelijkbelanghouder een lening verstrekt aan zijn in Nederland gevestigde vennootschap, maar het tarief is beperkt tot 10%.
Hernemen we het vorige voorbeeld met het enige verschil dat de aanmerkelijkbelanghouder in België woont in plaats van Nederland. Visueel kan dit als volgt voorgesteld worden:
Als we voor het overige uitgaan van dezelfde feiten zoals hierboven besproken mag Nederland in dit geval op basis van het huidige Verdrag slechts 4.400 euro belasting heffen (10% van 44.000 euro) in plaats van 21.780 euro (49,5% van 44.000 euro). Op grond van artikel 23, § 1(b) moet België de in Nederland betaalde belasting op interest verrekenen onder de voorwaarden van de Belgische wetgeving (FBB). Zoals hoger reeds vermeld, kan het FBB echter niet meer toegepast worden als het kapitaal niet beroepsmatig wordt aangewend.
Als de aanmerkelijkbelanghouder van Nederland naar België is geëmigreerd en de conserverende aanslag die opgelegd is bij de emigratie nog openstaat, is Nederland tot tien jaar na de emigratie op grond van artikel 11, § 8 gerechtigd om – overeenkomstig de Nederlandse wetgeving – de interest te belasten die betaald is door een vennootschap die volgens de Nederlandse wetgeving inwoner is van Nederland. Dit betekent dat de ontvangen interest in een dergelijk geval tot tien jaar na de emigratie progressief belast wordt in Nederland in box 1. De Belgische aanmerkelijkbelanghouder die een lening verstrekt ter waarde van 1.000.000 euro aan zijn in Nederland gevestigde vennootschap is in box 1 ten aanzien van het beschikbaar stellen van deze lening een belasting verschuldigd ten bedrage van 21.780 euro. Nederland moet op grond van artikel 23, § 3 van het huidige Verdrag een belastingkrediet toestaan voor de Belgische belasting die verschuldigd is over de interest.
Terbeschikkingstellingsregeling onder het nieuwe Verdrag
Op grond van artikel 11, § 1 van het nieuwe Verdrag mag Nederland in beginsel geen belasting meer heffen als een in België wonende aanmerkelijkbelanghouder een lening verstrekt aan zijn in Nederland gevestigde vennootschap. Dit is positief voor de geëmigreerde aandeelhouder die geen conserverende aanslag meer heeft openstaan, hetzij omdat de aanmerkelijkbelanghouder vóór 15 september 2015 uit Nederland is geëmigreerd en de conserverende aanslag door verzoek van kwijtschelding is vervallen na tien jaar, hetzij omdat de conserverende aanslag volledig is ingevorderd. Het nieuwe Verdrag werkt ook voordelig uit voor de in België wonende aandeelhouder waarbij geen sprake is geweest van emigratie. Zoals blijkt uit de vorige paragraaf was Nederland onder het huidige Verdrag gerechtigd om 4.400 euro belasting te heffen, terwijl onder het nieuwe Verdrag Nederland geen belasting meer mag heffen.
Voor de geëmigreerde aanmerkelijkbelanghouder die nog wel een conserverende aanslag heeft openstaan, is er in het nieuwe Verdrag in principe niets veranderd. In dat geval wordt de ontvangen interest op grond van artikel 11, § 7 tot tien jaar na de emigratie progressief belast in Nederland in box 1. Nederland moet op grond van artikel 20, § 3 van het nieuwe Verdrag een belastingkrediet toestaan voor de Belgische belasting die verschuldigd is over de interest.
Artikel 11, § 7 van het nieuwe Verdrag is wat ruimer geformuleerd dan artikel 11, § 8 van het huidige Verdrag, omdat het niet meer beperkt is tot de aanmerkelijkbelanghouder. In de toekomst zou deze bepaling mogelijks ook van toepassing kunnen zijn als een aandeelhouder van België naar Nederland emigreert en België een exitheffing zou invoeren en opleggen zoals geformuleerd in artikel 13, § 5 (en de aanslag nog openstaat).
Linda Brosens, Merel Kuijer en Frank Kroes
Dit artikel is een uittreksel uit het artikel van de auteurs dat verscheen in het Tijdschrift Beleggingsfiscaliteit. In dit artikel met uitgebreid voetnotenapparaat gaan ze verder in op de behandeling van interesten volgens het nieuw DBV België-Nederland, naast diverse andere aspecten als de behandeling van dividenden en meerwaarden op aandelen. De komende weken leest u ook daar uittreksels van op Jubel.
0 reacties