In een vorig artikel (Wanneer wordt vernieuwbouw richtlijnconform nieuwbouw in de btw?) kwam het arrest van het Hof van Justitie van 16 november 2017 aan bod waarbij het Hof oordeelde dat bij grondige verbouwingen de vernieuwbouw voor de btw een nieuw gebouw voor de btw kan uitmaken. Dit is met name het geval als het gebouw veranderingen van betekenis heeft ondergaan, die zijn bedoeld om het gebruik ervan te wijzigen of om de omstandigheden waaronder het wordt betrokken, ingrijpend aan te passen. In voorkomend geval is op de vernieuwbouw de verlengde btw-herzieningstermijn van toepassing. Ingeval evenwel de renovatiewerken aan het gebouw niet maken dat het gebouw een nieuw gebouw voor de btw uitmaakt, werd onlangs de vraag voorgelegd aan het Hof van Justitie of en onder welke omstandigheden voor deze renovaties ook de verlengde herzieningstermijn van de btw geldt.
De herzieningsregels
De aftrek van de btw op bedrijfsmiddelen is onderworpen aan herzieningsregels. Onder bedrijfsmiddelen wordt begrepen lichamelijke goederen, zakelijke rechten als bedoeld in artikel 9, lid 2, 2° WBTW en diensten die bestemd zijn om duurzaam te worden gebruikt als werkinstrumenten of exploitatiemiddelen.
De standaardherzieningstermijn is vijf jaar. Dit maakt dat de afgetrokken btw bij aankoop van het bedrijfsmiddel eerst definitief verworven is ingeval het bedrijfsmiddel gedurende deze herzieningstermijn blijvend aangewend wordt voor een btw-activiteit. Is dit niet langer het geval dan moet de btw-aftrek worden herzien ten belope van één vijfde van de niet verstreken periode van de btw-herzieningstermijn.
Voor onroerende bedrijfsmiddelen evenwel geldt een verlengde btw-herzieningstermijn van vijftien jaar. Onder onroerende bedrijfsmiddelen wordt verstaan:
- De handelingen die strekken of bijdragen tot de oprichting van een gebouw.
- De verkrijging van een gebouw.
- De verkrijging van een zakelijk recht op een gebouw.
Vernieuwbouw versus renovaties
Aanleiding tot het arrest van het Hof van Justitie van 12 september 2024 (zaak C-243/23 Drebers) was volgende casus voorgelegd aan het hof van beroep van Gent. Een advocatenkantoor werd btw-plichtige met ingang van 1 januari 2014 en claimde de verlengde herzieningstermijn van vijftien jaar op de door haar eerder uitgevoerde werken aan haar kantoorgebouw. Het Gentse hof was de mening toegedaan dat de vijftienjarige herzieningstermijn enkel van toepassing is ingeval de bouwwerkzaamheden leiden tot een nieuw gebouw, een vernieuwbouw dus. Is dit niet het geval dan is de gewone herzieningstermijn van vijf jaar van toepassing, ook al verlenen de werkzaamheden, gelet op de aard en omvang ervan, het gebouw een even lange economische levensduur als nieuwe gebouwen. Het hof heeft evenwel zijn twijfels of deze benadering richtlijnconform is en legde daarom deze kwestie voor aan het Hof van Justitie bij wijze van prejudiciële vragen.
Het Hof van Justitie benadrukt het belang van het btw-aftrekrecht voor belastingplichtigen en de cruciale rol van fiscale neutraliteit binnen het btw-stelsel. Volgens vaste rechtspraak hebben belastingplichtigen het recht om de btw die zij hebben betaald op goederen en diensten in eerdere stadia af te trekken van de btw die zij zelf verschuldigd zijn. Dit mechanisme waarborgt dat er geen sprake is van dubbele belasting in de verschillende fasen van de productie- en distributieketen, wat de kern vormt van het principe van fiscale neutraliteit. Het herzieningsmechanisme van de btw-aftrek speelt hierbij een essentiële rol om de nauwkeurigheid van de aftrek te waarborgen. Dit mechanisme zorgt ervoor dat de btw-aftrek alleen geldt voor goederen en diensten die daadwerkelijk voor btw-belaste activiteiten worden gebruikt. Dit is vooral van belang bij investeringsgoederen, zoals onroerende goederen, die tijdens hun lange levensduur van bestemming kunnen veranderen.
Het Hof verduidelijkt vervolgens dat de standaardherzieningstermijn vijf jaar bedraagt, maar dat lidstaten de mogelijkheid hebben om deze termijn te verlengen tot maximaal twintig jaar voor onroerende investeringsgoederen. In België is deze termijn vastgesteld op vijftien jaar. De Belgische fiscus beschouwt de renovatiewerkzaamheden in deze zaak echter als diensten, die normaliter onder de vijfjarige herzieningstermijn vallen. Volgens artikel 190 Btw-richtlijn kunnen lidstaten er echter voor kiezen om diensten, zoals renovaties, die kenmerken vertonen van investeringsgoederen, gelijk te stellen aan onroerende investeringsgoederen. België heeft gebruik gemaakt van deze optie en bepaalde bouwwerkzaamheden als investeringsgoederen aangemerkt, waardoor de verlengde herzieningstermijn van vijftien jaar ook op deze diensten van toepassing kon zijn.
Het Hof erkent dat grootschalige renovatiewerkzaamheden economische kenmerken hebben die vergelijkbaar zijn met onroerende investeringsgoederen, met name wat betreft hun lange levensduur. Het zou daarom in strijd zijn met het principe van fiscale neutraliteit om dergelijke diensten anders te behandelen dan onroerende investeringsgoederen. De economische impact van deze renovaties is vaak vergelijkbaar met die van nieuwbouw, waardoor het onrechtvaardig zou zijn om onderscheid te maken in de behandeling.
Het Hof besluit dat het beginsel van fiscale neutraliteit vereist dat soortgelijke diensten of goederen op dezelfde manier worden behandeld voor btw-doeleinden. Een verschil in de herzieningsperiode tussen renovaties en nieuwbouw, terwijl beide economisch gezien gelijkwaardig zijn, zou een schending van dit beginsel vormen.
Het Hof van Justitie is de mening toegedaan dat de verlengde btw-herzieningstermijn van vijftien jaar niet enkel op nieuwe gebouwen (inclusief vernieuwbouw) van toepassing is, maar ook op grondige renovaties waarvan het resultaat dezelfde economische levensduur heeft als een nieuw gebouw.
Mocht de fiscus zijn standpunt in deze materie aan dit arrest aanpassen, dan zouden btw-plichtigen mogelijk bijkomend btw kunnen recupereren (bv. historische btw-aftrek). Daartegenover staat dat in sommige gevallen de reeds afgetrokken btw deels zal moeten worden teruggestort. Denken we aan de verkoop van een verbouwd gebouw met registratierechten. Het wordt uitkijken hoe de Belgische btw-administratie omgaat met deze rechtspraak van het Hof van Justitie. We houden u op de hoogte.
Jan Sandra en Dries Verhaeghe
Volg ook onze IMPOSTO Tax Talks, ook op LinkedIn
0 reacties