Advocaten zijn dwarsliggers. Het ligt in hun aard om strijdvaardig te zijn en alles permanent in vraag te stellen. Ze zijn het ook onderling vaak oneens omdat recht nu eenmaal geen exacte wetenschap is, wat ruimte laat voor interpretatie. Er is de boutade dat, als men tien advocaten samen zet, er minstens elf meningen zijn.
Advocaten hechten ook veel belang aan hun onafhankelijkheid, en terecht. Hun orde moet hen niet te veel de les spellen. Dat is overigens niet specifiek voor de advocatuur, want bij de meeste beoefenaars van vrije beroepen is er een gezonde argwaan tegenover de (al dan niet vermeende) regelneverij zoals die in de deontologie wordt vastgelegd. Er is de boutade dat de ordes bevolkt worden door lieden die vooral de splinter in andermans oog zoeken, maar hun eigen balk liever ongemoeid laten.
Er mag best wel eens worden nagedacht over het nut van het aparte statuut van vrije beroepsbeoefenaars, zeker nu deze ook ondernemers zijn en dus onderworpen zijn aan regels, zoals die onder meer opgenomen zijn in het Wetboek van Economisch Recht. Toch blijft het om allerhande redenen noodzakelijk om in een apart statuut te voorzien voor vrije beroepen, omdat ze in hun beroepsuitoefening ook taken van algemeen belang verrichten. Dat vereist een grote mate van onafhankelijkheid en daarom heeft de wetgever ordes, instituten en kamers opgericht en hen de bevoegdheid gegeven om deontologische regels op te stellen om daarover te waken. Om uitvoerbaar te zijn moeten die regels wel worden bekrachtigd door de door de bevoegde minister. Dat is echter niet zo voor de advocatuur, waar de Orde van Vlaamse Balies zonder enige tussenkomst van wie dan ook deontologische regels vastlegt.
Bij de advocatuur gaat het nog een stap verder. Toen 20 jaar geleden de Nationale Orde van advocaten werd afgeschaft en werd vervangen door twee “communautaire ordes” (de OVB en de OBFG) waren er tussen Noord en Zuid zodanige meningsverschillen dat ook de wetgever de samenstelling en de werking van de Ordes niet kon vastleggen. De Ordes hebben zichzelf dan maar “uit het niets” (vanuit een feitelijke vereniging) opgericht. Dat was juridische tovenarij om een einde te maken aan jarenlange stilstand. De wetgever voorzag wel dat het zelf opgesteld werkingsreglement (en latere wijzigingen) aan de procureur-generaal van het Hof van Cassatie voor advies moest worden overgemaakt en het daarna door een Koninklijk Besluit moest worden bekrachtigd.
De Orde van Vlaamse Balies leverde al enige tijd een gevecht met de eigen slagkracht, maar het bleek een heikele opdracht om de door velen gevraagde modernisering van de eigen werking tot een goed einde te brengen. Net zoals het in het federale parlement een huzarenstuk is om met een 2/3de meerderheid de staat verder te hervormen, gaf dit aanleiding tot soms kafkaiaanse debatten. En zoals ook de discussies over de staatshervorming burgers veelal onverschillig laten, hadden ook vele advocaten geen boodschap aan de haarklieverij in het advocatenparlement. Dat er uiteindelijk toch enkele stappen richting modernisering werden gezet, liet velen onverschillig. De inner circle was blij dat er nu terug de focus op de inhoud kon worden gelegd, al blijkt net nu de wetgevingsmachine al enige tijd te zijn stilgevallen en blijven oude discussies, zoals de erkenning van advocaten-specialisten en de externe financiering van het beroep, nog steeds verzanden in allerhande gehakketak en is er groeiende kritiek op de recente hervorming van de stage.
Op 14 maart maakte de Raad van State alvast een einde aan een zielige procedurestrijd tegen de wijziging van het werkingsreglement, door het verzoek tot nietigverklaring dat door drie gewezen protagonisten van de Orde was ingediend af te wijzen. De voornaamste indiener was niemand minder dan de (inmiddels 80-jarige) gewezen voorzitter van de OVB, die destijds overigens het eerste werkingsreglement heeft geschreven. Hij is inmiddels al lang geen advocaat meer en heeft ook afstand genomen van de hem toegekende titel van ere-advocaat. Blijkbaar is hij op zijn ziel getrapt, wat hem in de procedure deed argumenteren dat sinds de oprichting van de OVB deze minder onafhankelijk is dan voorheen en de minister van Justitie door het bekrachtigen van een voorgesteld werkingsreglement een regelgevende bevoegdheid heeft over de ordes. Als zelfkritiek kan dat tellen, maar de Raad van State is hem in die destructieve redenering niet gevolgd. Het werd tijd dat aan dit wild om zich heen schoppen, dat soms trekjes van intellectueel terrorisme vertoonde, nu een einde is gekomen. Haatgevoelens tegen de Orde van Vlaamse Balies levert hem niets op.
***
Meer blogposts lezen van Hugo Lamon? Dat kan hier!
het is spijtig dat Jo Stevens zelf zijn overigens grote verdiensten voor de VVB en OVB in de schaduw zet door zijn acties na zijn voorzitterschap.