In een eerder artikel in deze reeks bespraken wij reeds de voorziene wijzigingen op het vlak van de roerende inkomsten in het nieuw Belgisch-Nederlands DBV. Waar de wijzigingen op het eerste gezicht relatief beperkt bleken, zullen er voor naar België geïmmigreerde Nederlanders evenwel een aantal bijzonderheden gelden, die we in dit artikel zullen toelichten.
Vermogenswinsten volgens het DBV
Vermogenswinsten, zoals meerwaarden op aandelen, zijn in principe belastbaar in de woonstaat. In geval van emigratie van een natuurlijke persoon-aandeelhouder naar de andere staat bevat ook het nieuwe verdrag, net zoals het huidige verdrag, een bijzondere regeling waarbij het emigratieland heffingsbevoegd zal blijven. De facto gaat het om Nederland, aangezien daar een exitheffing (een zgn. ‘conserverende aanslag’) van toepassing is bij emigratie van een zgn. ‘aanmerkelijk belang-houder’ (i.e. een aanmerkelijk belang veronderstelt een participatie van minstens 5%) naar het buitenland. Momenteel heeft deze bepaling geen uitwerking op migraties in de omgekeerde richting, aangezien de Belgische belastingwetgeving niet voorziet in een soortgelijke regeling.
Hoewel de regels as such niet zullen wijzigen onder het nieuwe verdrag, zullen ze wel worden verruimd en aangescherpt. Onder het nieuwe verdrag vallen de volgende wijzigingen op (artikel 13(5) nieuw DBV):
- De heffingsbevoegdheid van het emigratieland zal worden beperkt tot de waardevermeerdering die betrekking heeft op de periode dat de natuurlijke persoon inwoner was van het emigratieland. Dit is in lijn met de Europese rechtspraak inzake exitheffingen.
- Waar de vennootschap was gevestigd ten tijde van de emigratie van de aandeelhouder-natuurlijke persoon zal niet meer ter zake doen.
- De omvang van de participatie zal ook niet langer relevant zijn. Er zal namelijk geen autonome verdragsdefinitie meer gegeven worden van het aandelenbelang dat door de bijzondere verdragsregeling wordt geviseerd (zgn. aanmerkelijk belang, dat in grote mate afgestemd was op de Nederlandse interne wetgeving).
- Er zal geen rekening meer gehouden worden met het tijdstip van de emigratie, de tienjaarsperiode zal worden afgevoerd. In de praktijk zal deze regel de facto weinig belang hebben nu de Nederlandse Hoge Raad er van uit gaat dat Nederland (los van de termijn die in het verdrag is voorzien) mag heffen omdat het heffingsmoment zich situeert net voor emigratie (en dat het opleggen van de conserverende aanslag dus een interne Nederlandse situatie is).
- Het immigratieland zal rekening moeten houden met de eerder door het emigratieland belaste waardevermeerdering. Concreet zal het immigratieland een fiscale ‘step-up’ moeten toekennen door rekening te houden met de waarde van de aandelen ten tijde van de immigratie (zgn. verkrijgingsprijs). Er is geen expliciete regeling voorzien in geval van waardedalingen of -verminderingen.
- Inkoop- en liquidatieboni zullen voor de toepassing van het verdrag worden gekwalificeerd als meerwaarden (en niet langer als dividenden) ingeval er sprake is van (exit)heffing over de waardevermeerdering bij emigratie. Merk op dat België aldus vrijstelling zal moeten verlenen, indien de boni in Nederland daadwerkelijk aan belasting zijn onderworpen en er geen belastingvrijstelling genieten (artikel 20(1), g) nieuw DBV).
Dividenden en interesten
Het nieuwe verdrag voorziet nieuwe bepalingen voor natuurlijke personen-aandeelhouders die vanuit Nederland naar België emigreren en de feitelijke leiding van hun vennootschap naar België verplaatsen.
Ingevolge de nieuwe verdragsregeling zal Nederland na de emigratie van de natuurlijke persoon-aandeelhouder, de door zijn vennootschap betaalde dividenden en interesten kunnen belasten overeenkomstig zijn intern recht indien er nog een belastingclaim (zgn. ‘conserverende aanslag’) openstaat met betrekking tot die emigratie (artikel 10(9) en 11(7) nieuw DBV). Hoewel dergelijke conserverende aanslag naar Nederlands intern recht onbeperkt geldt in de tijd, zal het nieuwe verdrag de heffingsmogelijkheid voor het emigratieland beperken tot tien jaar voor interesten en dividenden.
Deze regeling zal nieuw zijn voor dividenduitkeringen, maar is reeds voorzien voor de interesten.
De toepassingsvoorwaarden van de nieuwe regeling zullen als volgt zijn:
- Een vennootschap die fiscaal inwoner is van het emigratieland, beoordeeld naar intern fiscaal recht: (i) Nederland kent een aantal ficties die van toepassing zijn op naar het buitenland geëmigreerde vennootschappen, zoals bv. dat in geval van een zetelverplaatsing naar het buitenland, de vennootschap nog steeds geacht wordt in Nederland te zijn gevestigd als zij werd opgericht naar Nederlands recht, (ii) België kent dit omgekeerd ook. Zo zal een vennootschap die haar statutaire zetel in België heeft, geacht worden haar werkelijke zetel eveneens in België te hebben gevestigd en dus fiscaal inwoner van België te zijn (kwalificatie als ‘binnenlandse vennootschap’ in de zin van artikel 2, §1 5°, a) WIB92), tenzij de vennootschap het tegenbewijs levert dat haar werkelijke zetel in het buitenland gelegen is volgens het intern fiscaal recht van dat land.
- doet een uitkering aan een inwoner van het immigratieland;
- binnen de tien jaar na emigratie van de natuurlijke persoon-aandeelhouder;
- in gevallen waarin een exitheffing is opgelegd; en
- er nog een bedrag openstaat met betrekking tot de opgelegde exitheffing.
Wat dividenden betreft, zal er een eventuele tariefbeperking gelden voor de heffingsbevoegdheid van het emigratieland. Het tarief mag namelijk niet hoger zijn dan de helft van het algemeen tarief van de bronbelasting dat van toepassing is in het immigratieland. De heffingsbevoegdheid van Nederland zal zo worden beperkt tot 15% (i.e. de helft van het algemene tarief van 30% dat van toepassing is op dividenden). De heffingsbevoegdheid van het immigratieland (in dit voorbeeld België) zal niet worden beperkt door deze bijzondere verdragsregeling. De vraag is of België ook 30% inkomstenbelasting zal mogen heffen, en of daarbij de Nederlandse heffing op basis van deze regeling in aftrek zal mogen worden gebracht. In het verdrag is niet geregeld hoe in dit geval dubbele belasting wordt voorkomen, in tegenstelling tot de inkoop- en liquidatieboni.
Conclusie
Het nieuwe verdrag bouwt verder op het huidige verdrag wat de positie van de emigrerende natuurlijke persoon-aandeelhouder betreft. De bestaande regelingen worden afgestemd op de evoluties in de Nederlandse interne wetgeving aangaande de conserverende aanslag. Zoals vandaag, zijn de regelingen wederkerig geformuleerd, maar doordat ze in meer algemene zin zijn geschreven, wordt er ruimte gelaten om ze ook in omgekeerde zin toe te kunnen passen (bij emigratie van België naar Nederland), mocht België in de toekomst een algemene meerwaardebelasting op aandelen invoeren, gekoppeld aan een exitheffing.
Rik Smet, Griet Vanden Abeele en Evelyn Verstraeten, Tiberghien
0 reacties