Op dinsdag 4 juli keurde de commissie Financiën in eerste lezing het wetsontwerp tot hervorming van de rolrechten goed. Dit zijn de bijdragen die betaald moeten worden bij het inschrijven van een zaak op de agenda van de rechtbank en die conform het regeerakkoord herzien zouden worden. De Ministers van Financiën en Justitie hebben naar een evenwichtige oplossing gezocht: er komen uniforme tarieven, dat is voor iedereen eenvoudiger, de mensen die beroep doen op justitie en de mensen die binnen de gerechten werken. Dit betekent dat er in eerste aanleg een lager rolrecht wordt betaald dan in beroep of in Cassatie. De roekeloze beroepen en procedureslagen worden ontmoedigd. Wie daar toch voor kiest moet meer bijdragen.
Deze hervorming belemmert geenszins de toegang tot de rechter, maar heeft precies de bedoeling deze veilig te stellen voor de toekomst. Om de toegang tot de rechter te verzekeren voor minderbegoeden werd de toegang tot tweedelijnsbijstand (pro deo) reeds hervormd. De inkomensgrenzen werden ook licht naar omhoog opgetrokken zodat er meer mensen toegang tot dat systeem hebben. Conflictoplossing moet niet noodzakelijk voor de rechter te gebeuren, daarom werkt de Minister van Justitie aan alternatieve methodes zoals de bemiddeling. De Minister van Justitie benadrukt bovendien het voordeel van de rechtsbijstandverzekering dat de mensen die geen beroep kunnen doen op de tweedelijnsbijstand zou verzekeren tegen juridische geschillen. Volgens hetzelfde principe van een ziekteverzekering.
Belangrijke wijzigingen
Voor vrederechter en politierechter hanteren we een tarief van 50 euro omdat de toegang tot de nabijheidsrechter zo open mogelijk te houden. Voortaan maakt het niet meer uit hoeveel de inzet van de rechtszaak bedraagt. In het huidige systeem betaalt men bij de vrederechter 40 euro en 80 euro als er meer dan 2.500 euro op het spel staat.
Zowel de arbeidsgeschillen als de fiscale geschillen worden volledig vrijgesteld van een rolrecht. Ook voor faillissementszaken wordt een volledige vrijstelling ingevoerd omdat de gefailleerde over geen financiële middelen meer beschikt om het rolrecht te betalen. Binnen eenzelfde gerechtsniveau worden geen onderscheiden tarieven bepaald naargelang de soort rol (algemene rol, register der verzoekschriften, register van de vorderingen in kort geding) en de profiscoverklaring werd afgeschaft. Dit vereenvoudigt het werk van de griffies.
De ‘permanente aanhangigheid’ wordt gehanteerd voor de familierechtbanken. Dit vertaalt zich in één rolrecht van 165 euro, het tarief voor de rechtbank in eerste aanleg, en wordt éénmaal betaald in een familiezaak voor de hele duurtijd van de zaak.
Voor de rechtbanken van eerste aanleg en van koophandel wordt een rolrecht van 165 euro gehanteerd. Vandaag is dat 100 euro als het een geschil betreft van minder dan 25.000 euro en 200, 300 en 500 euro voor hogere bedragen.
Voor zaken voor het hof van beroep bestaat een rolrecht van 400 euro. Vandaag is dat 210 euro als het een geschil betreft van minder dan 25.000 euro en 400, 600 tot 800 euro voor hogere bedragen.
De rolrechten worden aldus gealigneerd op de rolrechten in de ons omringende landen.
Het voorstel in dit wetsontwerp keert terug naar een gelijkaardig systeem van rolrechten zoals van toepassing was vóór de invoering van de wet van 28 april 2015 waarbij de hoogte van de rolrechten in hoofdorde gekoppeld is aan het niveau van het gerecht waarbij het geding aanhangig wordt gemaakt. Dit was een eis van het grondwettelijk hof.
Persbericht van 4 juli 2017
Woordvoerder Minister Geens
Sieghild Lacoere
Woordvoerder Minister Van Overtveldt
Ferry Comhair
Meer lezen van minister Geens?
0 reacties