Op 24 juni 2022 maakte het Brussels parket volgend persbericht: “Naar aanleiding van de verschillende berichten in de media over aangiftes door de Franstalige arbeidsrechtbank van Brussel bij het parket van Brussel met betrekking tot mogelijke strafbare feiten van samenspanning van ambtenaren in het kader van het opvangrecht van asielzoekers, heeft de procureur des Konings van Brussel een opsporingsonderzoek tegen onbekenden (ambtenaren van FEDASIL) geopend. Na juridische analyse, en na overleg met de procureur-generaal van Brussel wat de bevoegde staatssecretaris betreft, werd dit afgehandeld zonder strafvervolging wegens geen misdrijf. Concreet betekent dit dat er geen sprake is van strafbare feiten en dat het dossier werd afgesloten’, aldus Tim De Wolf, procureur des Konings te Brussel.” Is door dit kort bericht het dossier van de baan of moeten er enkele bedenkingen aan toegevoegd worden?
Het opsporingsonderzoek werd geopend nadat de Franstalige arbeidsrechtbank te Brussel in enkele maanden tijd het agentschap Fedasil meer dan 1.000 maal had veroordeeld wegens het niet verlenen van asielopvang zodat die rechtbank een ‘doelbewuste, gecoördineerde en aanhoudende’ schending vaststelde van het recht op opvang en er aangifte werd gedaan van het mogelijk misdrijf van “samenspanning van ambtenaren”. Over de feiten kan geen betwisting bestaan. Als de rechter oordeelt dat er schending was van het asielrecht is dat “erga omnes”, ook voor het openbaar ministerie, een feit. Als dat meer dan 1.000 maal gebeurt zijn dat 1.000 feiten die evenmin zonder gevolg kunnen gelaten worden. Indien dat wél gebeurt, er geen rekening mee gehouden wordt, is dat een miskenning van de rechtsstaat.
Samenspanning van ambtenaren
Net om dezelfde reden, wegens de eerbiediging van de rechtsstaat, werd samenspanning van ambtenaren strafbaar gesteld. Het is de voornaamste waarborg voor het behoud van de scheiding der machten wat inhoudt dat ambtenaren de wil van de wetgever én van de rechter moeten uitvoeren. Daarom werden de constitutieve elementen van het misdrijf ook beperkt tot de enkele samenkomst of overleg en moet er zelfs geen gevolg aan zijn om het strafbaar te maken. In voorliggend dossier kan dus moeilijk worden ontkend dat de ambtenaren van Fedasil tot wel meer dan duizend maal hebben overlegd en maatregelen hebben genomen tegen de uitvoering van de wet. Dat de rechters van de arbeidsrechtbank hieraan niet zijn voorbijgegaan is logisch. Dat er geen sprake is van strafbare feiten zoals door het openbaar ministerie wordt gemeld is wél en ernstig betwistbaar. Het getuigt bovendien van een gebrek aan respect voor de rechterlijke beoordeling temeer omdat het openbaar ministerie zelf besliste om te seponeren in plaats van het dossier aan de beoordeling van een andere rechter, de strafrechter, over laten.
Ook het korte bericht dat het dossier daarmee is afgesloten zet aan om deze wijze van afdoening in vraag te stellen
Het gaat in deze niet over de beoordeling van het asielrecht maar om de wijze waarop het openbaar ministerie de miskenning van een erg belangrijk principe, dat van de scheiding der machten, afhandelt. Ook het korte bericht dat het dossier daarmee is afgesloten zet aan om deze wijze van afdoening in vraag te stellen. Een sepot is immers geen rechterlijke eindbeslissing maar integendeel slechts een tijdelijke en betwistbare beslissing van één procespartij. Dat deze partij het dossier voor gesloten acht geeft aan dat het openbaar ministerie zijn bevoegdheden steeds verder als quasi-rechterlijke bekijkt. Ook de achterliggende context waarin dergelijke beslissingen worden genomen versterken deze bevoegdheidsuitbreiding van het openbaar ministerie.
Wordt de rechtsstaat geen geweld aangedaan indien meer dan duizend rechterlijke uitspraken stuiten op de politieke onwil om er gevolg aan te geven
Een sepot als het voorliggende kadert immers in het gewijzigde strafrechtelijk beleid. Waar dat beleid voorheen voortkwam uit de rechtsspraak en de rechtsleer is het nu de enkele en persoonlijke bevoegdheid van de justitieminister geworden. Dat maakt dat de quasi-rechterlijke beslissing van het openbaar ministerie ook een zuiver politieke kan zijn. Daarin zit dan ook het belang van deze aangelegenheid: Wordt de rechtsstaat geen geweld aangedaan indien meer dan duizend rechterlijke uitspraken stuiten op de politieke onwil om er gevolg aan te geven?
Ook naar het statuut van het openbaar ministerie roept deze wijze van afhandeling vragen op. Wat is nog de inhoud van de beweerde onafhankelijkheid van de parketmagistraat? Is hier toepassing gemaakt van de wettelijke verplichting die op iedere magistraat van het openbaar ministerie weegt om de richtlijnen van de justitieminister uit voeren? Het is deze evolutie in de opdrachten en de bevoegdheden van zowel de justitieminister als van het openbaar ministerie die aanzet om er waakzaam voor te zijn. Om deze reden heeft het Ministercomité van de Raad van Europa op 17 november 2010, onder Belgisch voorzitterschap, een duidelijke aanbeveling gemaakt: “ À l'exception des décisions concernant l'amnistie, la grâce ou des mesures similaires, les pouvoirs exécutif et législatif ne devraient pas prendre de décisions invalidant des décisions de justice.” Dat is in voorliggend dossier wél het geval.
Walter De Smedt
Gewezen strafrechter en lid comités P en I
Lees ook deze recente column over hetzelfde onderwerp: Asielzoekers, activisme en Belgische politiek
Eerder artikel van oud-rechter Walter De Smedt: Hoe de toegang tot de rechter wordt aangetast
0 reacties