Het ‘bevel tot betalen’ doet zijn intrede in het gemeen strafrecht cover

2 aug 2023 | Criminal Law

Het ‘bevel tot betalen’ doet zijn intrede in het gemeen strafrecht

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Het uit Nederland overgewaaide zgn. ‘bevel tot betalen’ houdt in dat het openbaar ministerie zichzelf een titel tot uitvoering van een geldelijke (straf)sanctie kan verschaffen door aan een overtreder per brief een bevel te richten om een geldsom te betalen als sanctie voor een strafrechtelijke inbreuk. Die geldelijke sanctie wordt definitief en verkrijgt uitvoerbare kracht tenzij de overtreder daartegen tijdig hoger beroep instelt bij de bevoegde rechtbank. Het belangrijkste verschil met het voorstel tot minnelijke schikking (art. 216bis, § 1 Sv.) heeft betrekking op juridische gevolgen indien de overtreder de brief van het openbaar ministerie negeert, wat in de praktijk meermaals voorkomt. Bij een genegeerd voorstel tot minnelijke schikking is het openbaar ministerie terug naar af. Het zal zelf het initiatief moeten nemen om de overtreder te dagvaarden voor de strafrechtbank. Daarentegen is bij een genegeerd ‘bevel tot betalen’ de overtreder de pineut. De door het OM opgelegde geldelijke (straf-)sanctie is definitief en kan worden ingevorderd.

In België is het ‘bevel tot betalen’ van het OM al langer geen onbekende in het verkeersstrafrecht. Art. 61bis en 61ter Wegverkeerswet kent het OM immers de bevoegdheid toe om aan personen met hun hoofdverblijfplaats in België een bevel tot betalen op te leggen wegens snelheidsinbreuken, het negeren van een vast oranje of rood stoplicht, rijden in staat van alcoholintoxicatie en rijden onder invloed van drugs. En art. 65/1 Wegverkeerswet voorziet zelfs in een algemene mogelijkheid voor het OM een bevel tot betaling uit te vaardigen als stok achter de deur indien de overtreder niet ingaat op een voorstel tot minnelijke schikking (art. 216bis Sv.). Hoewel art. 65/1 Wegverkeerswet in geen enkele afbakening van zijn toepassingsgebied voorziet, is die bepaling beperkt tot overtredingen van de Wegverkeerswet en zijn uitvoeringsbesluiten, gegeven de plaatsing in de Wegverkeerswet.[1]

Krachtlijnen van het gemeenrechtelijk ‘bevel tot betalen’

Het wetsontwerp tot ‘Wet om justitie, menselijker, sneller en straffer te maken IV’[2]– dat op 20 juli 2023 werd goedgekeurd door de plenaire vergadering van de Kamer – voert met art. 216bis/1 Sv. in het gemeen strafrecht een ‘bevel tot betalen’ in. Die regeling is nagenoeg een woordelijke overname van art. 65/1 Wegverkeerswet.

Het toepassingsgebied van het gemeenrechtelijk bevel tot betalen is beperkt tot de minnelijke schikking als de strafvordering nog niet is ingesteld (art. 216bis, § 1 Sv.). Zij geldt dus niet om de betaling van de verruimde minnelijke schikking af te dwingen (art. 216bis, § 2 Sv.)

Het bevel tot betaling is bovendien maar van toepassing bij niet betalen van:

  1. een minnelijke schikking voor een effectief bedrag van maximum 750 euro;
  2. een minnelijke schikking i.v.m. enkele verkeer gerelateerde inbreuken die niet strafbaar zijn gesteld door de Wegverkeerswet en waarop art. 65/1 Wegverkeerwet dus geen toepassing vindt.[3]

Inhoudelijk is het bevel tot betalen van art. 216bis/1 Sv. volledig gelijklopend met dat van art. 65/1 Wegverkeerswet in het verkeersstrafrecht. Het OM is wettelijk geenszins verplicht te kiezen voor een bevel tot betalen als ‘tweede kans’ wanneer de overtreder niet reageert op een voorstel tot minnelijke schikking. Het kan steeds ervoor opteren om de zaak onmiddellijk te dagvaarden voor de bevoegde strafrechtbank.

Als het OM kiest voor een bevel tot betalen, dan bepaalt art. 216bis/1 Sv. wel het exacte bedrag van dat bevel. Dat is gelijk aan het bedrag van het niet-betaalde voorstel tot minnelijke schikking verhoogd met een toeslag van 35%, een geïndexeerde administratieve toeslag van 25,32 EUR, en desgevallend ook de bijdrage voor het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en occasionele redders (art. 216bis/1, § 1, eerste lid Sv.).

Art. 216bis/1, § 2 Sv. bepaalt de vormvereisten waaraan een bevel tot betaling dient te voldoen, die integraal werden gekopieerd van art. 65/1 Wegverkeerswet en waarvoor de lezer wordt verwezen naar de wettekst. Belangrijk is wel dat de overtreder moet worden geïnformeerd over enkele procedurele rechten: de wijze waarop en de termijn waarbinnen hij beroep kan instellen en welke rechtbank daarvoor bevoegd is, zijn recht op inzage in het strafdossier en hoe hij daartoe toegang kan krijgen.

Het bevel tot betalen wordt geacht te zijn ontvangen de tiende werkdag na de dagtekening van dat bevel (art. 216bis/1, § 1, lid 2 Sv.).

De juridische gevolgen van een bevel tot betalen verschillen al naargelang de actie die de overtreder onderneemt binnen de 45 dagen na ontvangst van het bevel tot betalen.

Als hij het bevel vrijwillig betaalt, dan treedt het verval van de strafvordering in vanaf de integrale betaling van dat bevel (art. 216bis, § 1, lid 3 Sv.).

Als hij niet betaalt maar het niet in rechte betwist, dan wordt het bevel na afloop van de betalingstermijn invorderbaar. De invordering gebeurt volgens dezelfde regeling als die voor de invordering van strafrechtelijke geldboetes (art. 216bis, §§ 4-7). Merk op dat er geen verval van de strafvordering zal intreden zolang het bevel niet volledig werd ingevorderd. Bij volledige invordering zal alsnog het verval intreden (art. 216bis, § 1, lid 3 Sv.).

Als de overtreder die het niet eens is met het bevel tot betalen en dit wil betwisten, dan dient hij zelf actie te ondernemen. Hij moet het beroep instellen binnen de betalingstermijn van 45 dagen bij de bevoegde strafrechtbank (art. 216bis, § 3, eerste lid Sv.). Die termijn kan worden verlengd met 15 dagen vanaf de kennisname als hij aantoont dat hij geen kennis kon nemen van het bevel binnen de betalingstermijn. Een ontvankelijk beroep van de overtreder heeft van rechtswege tot gevolg dat het bevel tot betalen als niet-bestaande wordt beschouwd, de strafvordering wordt ingesteld en de strafzaak ten gronde aanhangig wordt gemaakt. De strafrechtbank zal dus geen inhoudelijke toetsing van het bevel tot betalen tot betalen doorvoeren maar enkel de misdrijven beoordelen waarvoor het werd uitgevaardigd (art. 216bis/1, § 3, lid 12 Sv.). Tegen het vonnis van de strafrechtbank kunnen de klassieke rechtsmiddelen (verzet, hoger beroep) worden ingesteld (art. 216bis, § 3, lid 13-14).

Het verzoekschrift tot beroep tegen het bevel tot betalen is onderworpen aan enkele strikte vormvereisten die een doorslagje zijn van art. 65/1 Wegverkeerswet en ook hier worden gesanctioneerd met de hakbijl van de nietigheidsanctie. (art. 216bis/1, § 3, lid 5 Sv.).[4] Het wordt neergelegd ter griffie van de bevoegde correctionele rechtbank of politierechtbank en kan ook aan de griffie worden bezorgd per aangetekende zending of elektronische post (art. 216bis/1, § 3, lid 2-4 Sv.).

Ten slotte bevat art. 216bis/1 Sv. nog twee vermeldenswaardige nieuwe schorsingsgronden voor de verjaring, die ook reeds te vinden waren in art. 65/1 Wegverkeerswet. Ten eerste is de verjaring geschorst vanaf de dag dat de overtreder zijn verzoekschrift tot hoger beroep instelt tot de dag dat het vonnis of arrest in kracht van gewijsde is gegaan (art. 216bis/1, § 3 lid 8 Sv.). Ten tweede is zij geschorst vanaf de dag waarop het bevel tot betalen van rechtswege uitvoerbaar is geworden tot de dag waarop de overtreder die slechts laattijdig kreeg van het bevel tot betaling zijn beroep instelt (art. 216bis/1, § 8 Sv.).

Of deze nieuwe regeling justitie daadwerkelijk menselijker, sneller en straffer zal maken valt nog te bekijken. Ze nodigt in elk geval uit tot diepgaander juridische analyse.

Joost Huysmans
Waeterinckx Advocaten


Referenties

[1] Memorie van toelichting, Parl.St. Kamer 2022-2023, DOC 55 2436/001, p. 11.

[2] Wetontwerp om justitie menselijker, sneller en straffer te maken IV, Parl.St. Kamer, DOC 55 2436. Bij huidige bespreking werd gebruik gemaakt van de tekst die op 17 juli 2023 in tweede lezing werd goedgekeurd door de Commissie voor de Justitie: Parl St. Kamer 2022-2023, DOC 55 2436/007, p. 4-8.

[3]Meer specifiek gaat het om het besturen van een motorvoertuig zonder de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor motorvoertuigen (2°) en het rijden van een motorvoertuig dat niet voldoet aan de technische minimumvereisten (3°).

[4] Het verzoekschrift vermeldt op straffe van nietigheid:

  • (1°) de naam, de voornaam en de woonplaats van de partij die beroep aantekent;
  • (2°) het nummer van het proces-verbaal of het systeemnummer dat wordt vermeld op het bevel tot betalen;
  • (3°) dat het gaat om een beroep tegen het bevel tot betalen;
  • (4°) de redenen van het beroep.

Het verzoekschrift dient bovendien woonplaatskeuze in België te doen als de overtreder er zijn woonplaats niet heeft (art. 216bis/1, §3, lid 6 Sv.).

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.