Vorige week vrijdag opperde journalist en schrijver Han Zinzen in een opiniestuk ‘Als we drugs nu eens wettelijk reguleren’ (DS, 3 januari 2025). In het weekend repliceert nationaal Drugscommissaris Charlotte Colman (mijn collega aan de UGent) in een interview (DS 4 januiari 2025). Wie beide stukken leest, krijgt misschien de indruk dat het water tussen beide partijen diep is, terwijl dat niet noodzakelijk zo hoeft te zijn.
In beide standpunten lees ik de boodschap dat mensen die een problematische relatie met roesmiddelen ontwikkelen, geholpen moeten worden, en niet gestraft. Straffen werkt zelfs contraproductief: het duwt mensen die al problemen ondervinden, nog dieper in de miserie. Dat is een analyse die ook alle koepelorganisaties van hulpverleners en drugspreventiewerkers in ons land onderschrijven: bestraffing ondermijnt vaak het pad naar herstel. Meer nog: bestraffing van gebruikers houdt de sociale ongelijkheid in stand. Desondanks is ons Belgische drugsbeleid wél nog steeds gestoeld op de idee van criminalisering, aangezien bestraffing nog steeds het vertrekpunt is, ook van gebruik of bezit voor eigen gebruik.
Daarin verschillen het Belgische en Portugese drugsbeleid wel degelijk wezenlijk van elkaar. Niet alleen kan een individu dat roesmiddelen gebruikt, in Portugal geen straf krijgen, en dus ook geen strafblad. In België wel, en dat kan het herstel van iemand (die al problemen heeft) alleen maar bemoeilijken. Bovendien werd de filosofie van herstel in Portugal ook vertaald in moedige en krachtdadige politieke beslissingen: een principiële herschikking van budgettaire investeringen in de verschillende pijlers, en een grootschalige uitbouw van (drug)hulpverlening (en preventie en schadebeperking). Als beleidsmakers kiezen voor herstel in plaats van bestraffing, dan hoort zich dat consequent te vertalen in forse investeringen in de pijlers die bijdragen aan herstel. Anders is het holle praat.
Zowel Han Zinzen als Charlotte Colman lijken het eens over de onzin om mensen die drugs gebruiken te responsabiliseren door te wijzen op de wanpraktijken en gewelddadigheid van de producenten. Het koopgedrag van de meeste consumenten – van eender wat: kleding, voeding, enz. – laat zich maar moeilijk beïnvloeden door hen te wijzen op de omstandigheden waarin de goederen worden geproduceerd. Handelspraktijken van producenten worden bij voorkeur ingeperkt, verboden of gereguleerd door een overheid die het algemeen belang bewaakt. Dàt we nu een verbod op wegwerpvapes kunnen invoeren, is net mogelijk omdat we het product nicotine niet over de hele lijn illegaliseren (we zouden in de kortste keren met nieuwe nicotinemaffiakartels worden geconfronteerd), maar omdat het een legaal product is. De handelspraktijken van maffiosi kun je niet modelleren, die doen wat ze willen. Met legale producenten kan de overheid aan tafel, en reguleren of verbieden wat ze niet wil zien. En… nicotineproducenten gooien geen granaten, schieten niet lukraak op concurrenten op een terrasje, en martelen geen werknemers. Als we het product helemaal zouden verbieden, zou de nicotinemarkt wel in die richting evolueren.
Dat regulering het drugsgeweld niet zal doen verminderen, durf ik te betwijfelen. Vooreerst: het is vandaag, onder de huidige drugsaanpak, dat het drugsgeweld juist toeneemt! Een alternatief als regulering wegzetten met een generaliserende uitspraak is dan niet helemaal correct: ondertussen zijn er verschillende landen die cannabis gelegaliseerd hebben, waar het aan cannabis gerelateerd geweld niet toeneemt. Maar dat heeft natuurlijk weinig effect op het drugsgeweld tussen cocaïnehandelaren. Om de gewelddadige maffia die we ondertussen met onze prohibitie gecreëerd hebben, terug te ontmantelen, zullen politie en justitie nog een lange strijd moeten voeren. Ondertussen werken aan een marktmodel waarin zulke spelers geen of een zeer beperkte plaats hebben, getuigt van een lange termijnvisie met kennis van de onderliggende mechanismen.
Tot slot, het argument dat de ‘oplossing’ van het internationale niveau moet komen (Europa), omdat we aan internationale drugsverdragen gebonden zijn, is decennia gebruikt, maar door de feiten achterhaald. Individuele landen kiezen, op basis van de urgentie van het probleem en het immobilisme op internationaal niveau, voor een eigen koers. En ze doen dat straffeloos: Malta, Luxemburg en Duitsland legaliseerden cannabis. Nederland experimenteert met een gesloten distributieketen, en Zwitserland test met grootschalige pilootprojecten welk reguleringsmodel voor cannabis het beste werkt. En elders in de wereld vullen zich bibliotheken met evaluaties van vormen van legalisering.
Regulering is geen oplossing – een drugsvrije wereld creëren kan niet. De vraag stellen hoe dit probleem kan worden ‘opgelost’ is dus al misleidend. De hamvraag bij zo’n complex probleem is: hoe kunnen we de productie en de handel in hun minst schadelijke vorm ‘nudgen’, hoe kunnen we het consumptiegedrag van burgers het beste beïnvloeden. En het startpunt van de analyse begint bij de terechte vraag van Han Zinzen: wat heeft meer dan honderd jaar strijd tegen drugs uiteindelijk opgeleverd?
Prof. Dr. Tom Decorte
Hoogleraar Universiteit Gent en lid van de burger- en expertenbeweging Smartondrugs
0 reacties