Het gunstregime voor familiale vennootschappen en vastgoed: een moeilijk maar geen onmogelijk huwelijk cover

16 mei 2023 | Tax & Private equity

Het gunstregime voor familiale vennootschappen en vastgoed: een moeilijk maar geen onmogelijk huwelijk

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Het gunstregime voor familiale vennootschappen maakt dat aandelen van deze vennootschappen vererven aan een verlaagd tarief van 3% in de rechte lijn en tussen echtgenoten en samenwonenden en 7% in de andere gevallen. Het normaal tarief voor aandelen in de erfbelasting bedraagt 27% in de rechte lijn vanaf de schijf boven de 250.000 euro en tot 55% voor andere erfgenamen.

Al dan niet kunnen genieten van het gunstregime voor familiale vennootschappen kan bijgevolg een belangrijke issue vormen. Daarbij komt dat in heel wat familiale vennootschappen nogal wat privaat vastgoed aanwezig is dat aangewend wordt door de bestuurder of verhuurd wordt aan derden en doorgaans een niet onbelangrijke waarde vertegenwoordigen. De vraag rijst of ook deze familiale vennootschappen kunnen genieten van het gunstregime voor familievennootschappen.

Wettelijke kader: welke familiale vennootschappen zijn uitgesloten?

Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben, zijn uitdrukkelijk uitgesloten van het gunstregime voor familiale vennootschappen. Daarbij geldt een vermoeden dat de vennootschap geen reële economische activiteit heeft ingeval uit de balansen van minstens één van de drie boekjaren die voorafgaan aan het overlijden cumulatief blijkt dat:

  • de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage gelijk of lager dan 1,50% uitmaken van de totale activa, én
  • de terreinen en gebouwen meer dan 50% uitmaken van het totaal actief.

Dit vermoeden is echter weerlegbaar. Ook al spelen deze twee criteria, dan nog kan het tegenbewijs worden geleverd dat de vennootschap een reële activiteit heeft.

Standpunt VLABEL

In zijn omzendbrief 2015/2 houdt VLABEL voor dat in voorkomend geval het tegenbewijs zal moeten geleverd worden dat alle onroerende goederen die aanwezig zijn in de vennootschap worden aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap en derhalve geen privaat patrimonium betreffen. VLABEL voegt eraan toe dat wanneer een onroerend goed wordt verhuurd aan derden, dit niet voldoende zal zijn om het tegenbewijs te leveren. Zodra er binnen de vennootschap vastgoed aanwezig is die niet wordt aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap, neemt VLABEL het standpunt in dat het tegenbewijs niet mogelijk is.

In de marge hiervan stippen we aan de VLABEL het tegenbewijs wel aanvaardt wanneer het vastgoed uitsluitend verhuurd wordt aan een vennootschap die deel uitmaakt van dezelfde groep in de zin van de vennootschappenwet. Een patrimoniumvennootschap bv kan dus ook in aanmerking komen als zij haar vastgoed uitsluitend verhuurt aan een exploitatievennootschap met dezelfde aandeelhouders natuurlijke personen.

Tussenarrest van het hof van beroep van Gent

Deze zienswijze van VLABEL werd teruggefloten door het Gentse hof van beroep in arresten van 1 juni 2021.

De betrokken vennootschap voldeed aan de twee voormelde criteria waaruit het weerlegbaar vermoeden volgde dat de vennootschap geen reële activiteit zou hebben. VLABEL meende dat het tegenbewijs niet mogelijk was gelet op de aanwezigheid van “veel terreinen en gebouwen” die niet werden aangewend voor de economische activiteit.

Het hof wees deze zienswijze echter van de hand en stelde vast dat de belastingplichtige het tegenbewijs heeft geleverd dat er binnen de vennootschap een reële economische activiteit aanwezig was. Bijgevolg konden de aandelen van de vennootschap vererven onder het gunstregime voor de volledige waarde ervan.

Prejudiciële vraag aan Grondwettelijk Hof

Vooraleer evenwel een definitieve uitspraak te vellen stelde het hof zich vragen over de verenigbaarheid van het gunstregime met het grondwettelijk verankerd gelijkheidsbeginsel.

Na heropening van de debatten legde het hof bij arrest van 29 maart 2022 prejudiciële vragen voor aan het Grondwettelijk Hof. Inzonderheid vraagt het hof van beroep aan Grondwettelijk Hof of het gelijkheidsbeginsel geschonden is als men ervan uitgaat:

  • dat het verlaagd tarief van toepassing is op de gehele waarde van de aandelen van een familiale vennootschap met een reële economische activiteit, ook al worden er in de vennootschap terreinen of gebouwen aangehouden die niet voor de economische activiteit worden aangewend;
  • terwijl dit verlaagd tarief niet van toepassing is indien deze onroerende goederen aangehouden worden door een zuivere patrimoniumvennootschap, of ingeval deze onroerende goederen worden aangehouden door een natuurlijk persoon die een familiale onderneming zonder rechtspersoonlijkheid heeft.

Arrest van het Grondwettelijk Hof

Vooraleer de prejudiciële vragen te beantwoorden bevestigt het Grondwettelijk hof dat de interpretatie van het hof van beroep van Gent dat het gunstregime ook geldt voor familiale vennootschappen die weliswaar een reële economische activiteit hebben, maar daarnaast terreinen aanhouden die niet voor de economische activiteit worden gebruikt, “kennelijk niet verkeerd is”.

In zijn arrest van 23 maart 2023 (nr. 2023/51) herinnert het Hof eraan dat het gelijkheidsbeginsel niet uitsluit dat er een verschil in behandeling is tussen categorieën van personen, voor zover dat verschil berust op een objectief criterium en redelijk verantwoord is. Ingeval er geen redelijk verband bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel is het gelijkheidsbeginsel geschonden.

Vooreerst oordeelt het Hof dat het verschil in behandeling berust op een objectief criterium, namelijk de inbreng van terreinen en gebouwen in een familiale vennootschap met reële economische activiteit.

Wat de redelijke verantwoording van het verschil in behandeling betreft, stelt het Hof vast dat de decreetgever met het gunstregime beoogde de continuïteit van de Vlaamse onderneming te bevorderen en zo een duurzame tewerkstelling te garanderen. Hij wilde vermijden dat door de successierechten, die worden berekend op de waarde van de onderneming, investeringen zouden worden afgeremd.

Wel is het volgens de decreetgever niet de bedoeling dat private personen die hun privaat patrimonium in vennootschappen onderbrengen (de zogenaamde patrimoniumvennootschappen) en derhalve niet de bedoeling hebben een economische maatschappelijke waarde te creëren van de gunstmaatregelen te laten meegenieten.

Het Hof is de mening toegedaan dat het feit dat een familiale vennootschap tevens terreinen en gebouwen aanhoudt die niet aangewend worden voor de economische activiteit, geen afbreuk aan het feit dat de vennootschap een maatschappelijke meerwaarde creëert die de decreetgever wilde begunstigen. Het is volgens het Hof bijgevolg niet onredelijk dat het gunstregime van toepassing is op de gehele waarde van de aandelen van deze vennootschappen. Gezien de ruime beoordelingsbevoegdheid in fiscale zaken en de mogelijkheid om steeds te hervormen, vermocht de decreetgever de aandelen als een geheel beschouwen voor de toepassing van het gunstregime, aldus het Hof.

Ten slotte wijst het Hof op de algemene antimisbruikbepaling waardoor VLABEL de vererving van aandelen in familiale vennootschappen kan belasten tegen het normale tarief indien zij in voorkomend geval kan aantonen dat bepaalde inbrengen van vastgoed in de vennootschap fiscaal misbruik uitmaken.

Slotsom: reële economische activiteit bewijzen = genieten van regime voor familiale vennootschappen

Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben, zijn uitdrukkelijk uitgesloten van het gunstregime voor familiale vennootschappen. Ingeval de voormelde criteria overschreden zijn (te weinig bezoldigingen en te veel vastgoed), wordt de vennootschap vermoed geen reële economische activiteit uit te oefenen. Het tegenbewijs is evenwel mogelijk.

Ingeval de vennootschap het bewijs levert dat er weldegelijk een reële economische activiteit aanwezig is, is het verlaagd tarief integraal van toepassing op de aandelen, ook al bevinden er zich in de vennootschap onroerende goederen die niet voor de reële economische activiteit worden gebruikt. Dat is alvast de lering die we uit bovenstaande arresten van het hof van beroep van Gent en van het Grondwettelijk Hof kunnen trekken. Het standpunt dat VLABEL hanteert is daardoor onhoudbaar geworden. Wordt vervolgd!

Jan SandraIMPOSTO

Recente vacatures

Advocaat
Ondernemingsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen Brussel Oost-Vlaanderen
Advocaat
Ondernemingsrecht Strafrecht
0 - 3 jaar
Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
3 - 7 jaar
West-Vlaanderen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht
0 - 3 jaar
Antwerpen
Advocaat
Burgerlijk recht Gerechtelijk recht Ondernemingsrecht Verzekeringsrecht
3 - 7 jaar
Antwerpen

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.