Het vennootschapsrechtelijke deskundigenonderzoek volgens het WVV
Het vennootschapsrechtelijke deskundigenonderzoek volgens het WVV

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 02/03/2022 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.

Volgens artikel 5:106 (voor de BV) en artikel 6:91 (voor de CV) van het Wetboek van Vennootschappen en Verenigingen kan de voorzitter van de ondernemingsrechtbank voortaan in kort geding één of meer deskundigen aanstellen om de boeken en rekeningen van een vennootschap na te zien, net als de verrichtingen die haar organen hebben gedaan. Dit op voorwaarde dat (1) het verzoek uitgaat van één of meer aandeelhouders die aandelen bezitten die ten minste 10% vertegenwoordigen van het aantal uitgegeven aandelen én (2) dat er aanwijzingen zijn dat de belangen van de vennootschap op ernstige wijze in gevaar komen of dreigen te komen[1].

Voor de NV bepaalt artikel 7:160 van het WVV dat het verzoek moet uitgaan van één of meer vennoten die ten minste 1 % van het geheel aantal stemmen hebben, of die effecten bezitten die een gedeelte van het kapitaal vertegenwoordigen ter waarde van ten minste 1.250.000,00 euro.

Het vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek geeft met andere woorden aan de minderheidsaandeelhouders de bevoegdheid om het door de meerderheid van de aandeelhouders aangestelde bestuur te (laten) onderzoeken[2]. Niet onbelangrijk hierbij is dat de voormelde drempelvereisten een minimumdrempel uitmaken waardoor een meerderheidsaandeelhouder ook een dergelijke vordering inzake een vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek kan instellen[3].

Een groot verschil tussen het vennootschapsrechtelijke deskundigenonderzoek van oud artikel 168 W.Venn.[4] en het vennootschapsrechtelijke deskundigenonderzoek van de artikelen 5:106, 6:91 en 7:160 WVV bestaat erin dat het niet langer voorkomt in Boek 2 (Bepalingen gemeenschappelijk aan de rechtspersonen geregeld in dit wetboek), maar enkel nog maar is ingebouwd voor de vennootschapsvormen die ook de minderheidsvordering kennen (NV, BV en CV). Het toepassingsgebied van het vennootschapsrechtelijke deskundigenonderzoek wordt dus ingeperkt[5].

Een ander groot verschil ligt hem in het feit dat in de oude wetgeving deze werd opgenomen als een procedure ten gronde, terwijl het vigerende deskundigenonderzoek expliciet verwijst naar een procedure in kort geding. De bevoegdheid van de ondernemingsrechtbank werd door de wetswijziging overgeheveld naar de voorzitter van de ondernemingsrechtbank in kort geding. Uit de parlementaire stukken blijkt dat de wetswijziging noodzakelijk was om aan de hedendaagse behoeften van het bedrijfsleven te voldoen, ook omdat de procedure voor de gewone rechtbank in raadkamer achterhaald was door de evolutie van de rechtspraak van de voorzitters in kort geding[6]. Volgens H. BRAECKMANS en R. HOUBEN een terechte evolutie:

“Zij biedt aan de aandeelhouder een nuttig instrument om sneller bij een rijzend conflict tussen aandeelhouders een tussenkomst van de voorzitter in kort geding te vorderen.”[7]

Of het verslag van de deskundige wordt bekendgemaakt, hangt af van de voorzitter die tevens kan beslissen dat het verslag op kosten van de vennootschap moet worden bekendgemaakt volgens de regels die hij bepaalt.

Deze bepaling doet meteen de vraag rijzen of het deskundigenonderzoek nog wel ten gronde kan worden gevorderd. Een letterlijke interpretatie van de artikels zou vermoeden van niet, aangezien de verwijzing naar kort geding beperkend lijkt te zijn opgenomen. J. VANANROYE, professor aan de KU Leuven (Instituut voor Handels- en Insolventierecht), stelt in zijn blog[8] dat een vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek in dergelijke lezing moet volgens de procedure in kort geding. Met als gevolg dat het nodig is om een vorm van urgentie aan te tonen.

“Dat lijkt nochtans niet de bedoeling te zijn geweest van de wetgever. Uit de memorie van toelichting (p.166)[9] blijkt immers dat men aan de eiser een mogelijkheid wou bieden voor een procedure in kort geding, zonder daarbij een procedure ten gronde uit te sluiten. Met andere woorden zonder urgentie als bijkomende voorwaarde. In het licht daarvan had de wetgever er dan ook beter voor gekozen om te bepalen dat de vordering zoals in kort geding kan worden ingesteld. Op die manier heb je de procedureregels van kort geding, zonder de vereiste van urgentie.”[10]

Volgens rechtspraak van de Ondernemingsrechtbank te Gent vormt de vordering in kort geding (bij urgentie) een optionele mogelijkheid naast een vordering voor de ondernemingsrechtbank zetelend als bodemrechter.[11]

Besluit

Uit de parlementaire voorbereiding volgt dat de wetgever de procedure niet heeft willen bemoeilijken, maar net heeft willen faciliteren en aanpassen aan de noden van het bedrijfsleven. De wetgever heeft nu expliciet in de wet opgenomen dat de kortgedingrechter bevoegd is voor de aanstelling van een vennootschapsrechtelijk deskundige.

Een eiser moet voor de aanstelling van zulke deskundige aantonen “dat de belangen van de vennootschap op ernstige wijze in gevaar komen of dreigen te komen.” Deze vereiste komt zeer dicht bij de drempel die geldt voor elke vordering in kort geding. Het zou tamelijk zinloos zijn voor de wetgever om nog een andere of hogere drempel in te bouwen (namelijk het afzonderlijk moeten aantonen van spoedeisendheid) wanneer de bedoeling net was om de procedure toegankelijker te maken. Dit geldt des te meer omdat: “een vennootschapsrechtelijk deskundigenonderzoek vaak niet bevolen wordt om een toekomstig ernstig gevaar af te wenden, maar als onderzoeksmaatregel voor beweerde historische onrechtmatigheden.”[12]De wetgever wilde dit soort onderzoek niettemin faciliteren.[13]

Indien u na het lezen van dit artikel nog vragen hebt, aarzel dan niet om ons te contacteren via joost.peeters@studio-legale.be. Wij kunnen u steeds bijstaan bij het opstarten van dergelijke procedure.

Joost Peeters, Studio Legale


Referenties

[1] Een dreiging volstaat, en een begin van bewijs is in die optiek voldoende. Zie rechtspraak: Brussel 12 november 2007, TRV 2012, 753, noot ROELANTS; Antwerpen 22 maart 2018, TRV-RPS 2018, 876, noot FEIJEN, TRV-RPS2018, 876, noot GOLLIER; Kh. Dendermonde 20 februari 2014, RABG 2017, 644, noot MERTENS en LECOMTE; zie ook D. VAN GERVEN, Handboek vennootschappen. Algemeen deel, Brussel, Larcier, 2020, 951, nr. 492.

[2] https://www.jubel.be/help-het-rommelt-in-mijn-vennootschap/

[3] H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek Vennootschapsrecht, Intersentia, 2020, 757.

[4] “Op verzoek van één of meer vennoten die ten minste 1 % hebben van het geheel aantal stemmen, of die effecten bezitten die een gedeelte van het kapitaal vertegenwoordigen ter waarde van ten minste (1 250 000 EUR), kan de rechtbank, indien er aanwijzingen zijn dat de belangen van de vennootschap op ernstige wijze in gevaar komen of dreigen te komen, één of meer deskundigen aanstellen om de boeken en de rekeningen van de vennootschap na te zien en ook de verrichtingen die haar organen hebben gedaan.”

[5] In andere vennootschapsvormen kan de (voorzitter van de) ondernemingsrechtbank nog een deskundigenonderzoek bevelen op grond van zijn algemene bevoegdheid (art. 574, 9° en art. 584, derde lid Ger.W.); H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek Vennootschapsrecht, Intersentia, 2020, 757.

[6] Parl.St. Kamer 2017-18, nr. 3119/001, 165-166 en 250.

[7] H. BRAECKMANS en R. HOUBEN, Handboek Vennootschapsrecht, Intersentia, 2020, 758.

[8] https://corporatefinancelab.org/2019/09/25/worden-niet-urgente-vragen-om-een-vennootschapsrechtelijk-deskundigenonderzoek-dringend/

[9] “Voorts wordt de vordering mogelijk voor de voorzitter van de ondernemingsrechtbank, zetelend in kort geding. Algemeen werd aangenomen dat de procedure voor de gewone rechtbank, die in de artikelen 168 en 169 W.Venn. werd voorgeschreven, niet meer aan de hedendaagse behoeften van het bedrijfsleven beantwoordt en overigens is achterhaald door de evolutie van de rechtspraak van de voorzitters in kort geding.”

[10] https://corporatefinancelab.org/2019/09/25/worden-niet-urgente-vragen-om-een-vennootschapsrechtelijk-deskundigenonderzoek-dringend/

[11] Ondrb. Gent (afd. Oudenaarde) nr. A/19/01010, 24 maart 2020.

[12] https://corporatefinancelab.org/2019/09/25/worden-niet-urgente-vragen-om-een-vennootschapsrechtelijk-deskundigenonderzoek-dringend/

[13] Zie beschikking van de Ondernemingsrechtbank Antwerpen, afdeling Antwerpen van 30 oktober 2020, p. 22.

Recente vacatures

Advocaat
Burgerlijk recht
3 - 7 jaar
Antwerpen Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant
Advocaat
Fiscaal recht
5 - 10 jaar
Brussel Vlaams-Brabant
Uitgever
3 - 7 jaar
Antwerpen
Jurist
bestuursrecht internationaal recht Omgevingsrecht Publiek recht sociaal recht
Brussel

Aankomende events

Blijf op de hoogte

Schrijf je in voor de nieuwsbrief

0 Reacties

0 reacties

Een reactie versturen

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.