Deze bijdrage is een verkorte versie van een artikel dat verscheen in het Arbeidsrecht Journaal, een online uitgave van het Instituut voor Arbeidsrecht. De uitgebreide versie kunt u hier lezen.
Van alle bevoegdheden waarover een sociaal inspecteur beschikt, is het verhoor wellicht de meest gekende. Het belang van het verhoor kan niet worden onderschat nu aan de materiële vaststellingen van een sociaal inspecteur een bijzondere bewijskracht kleeft althans in zoverre een afschrift van het proces-verbaal tijdig aan de vermoedelijke dader ter kennis wordt gebracht. Het verhoor is de uitgelezen, en soms enige, mogelijkheid voor een verdachte om zijn visie te geven over de door de sociaal inspecteur gedane vaststellingen en om toe te lichten wat zijn aandeel hierin is.
De evolutie in het klassieke straf(proces)recht waarbij de waarborgen van de ondervraagde in de loop van de voorbije jaren fors werden uitgebreid, lijkt op het eerste gezicht aan het Sociaal Strafwetboek te zijn voorbijgegaan. In de praktijk hebben de belangrijkste sociale inspectiediensten beslist om bij het afnemen van het verhoor de waarborgen van artikel 47bis Sv. vrijwillig toe te passen.
De cautieplicht
De cautieplicht strekt ertoe de ondervraagde voor het verhoor in te lichten over een aantal van zijn essentiële rechten tijdens de ondervraging. De omvang van de verplichte mededelingen neemt toe indien de ondervraagde van een misdrijf wordt verdacht.
Het recht op juridische bijstand
Het recht op juridische bijstand bestaat er in dat de verdachte voorafgaand aan een verhoor recht heeft op een vertrouwelijk overleg met een advocaat (consultatierecht) en om zich tijdens een verhoor te laten bijstaan door een advocaat (bijstandsrecht). In het Sociaal Strafwetboek zijn er enkel vrijheidsstraffen opgenomen voor inbreuken van niveau 4. Personen die verdacht worden van een inbreuk op niveau 4 moeten gewezen worden op het recht om tijdens het verhoor door een advocaat te kunnen worden bijgestaan. Met name in geval van een onaangekondigde controle zal een verdachte werkgever om die reden allicht niet meteen worden verhoord maar hiertoe eerst schriftelijk worden uitgenodigd.
Het non-incriminatiebeginsel
Het non-incriminatiebeginsel wil verhinderen dat een verdachte zou worden gedwongen om zich aan te geven, een bekentenis af te leggen of tegen zichzelf zou getuigen. In de context van het sociaal strafrecht speelt deze problematiek met name in die gevallen waar de wet de medewerking van de werkgever veronderstelt bijvoorbeeld op het vlak van het opstellen en bewaren van sociale documenten.
Besluit
De eerder beperkte opsomming van de rechten in het Sociaal Strafwetboek die het verhoor regelen, staan in schril contrast tegenover de veel ruimere waarborgen waarover de ondervraagde beschikt en zoals die ontleend kunnen worden aan het klassieke straf(proces)recht. Het is geen goede evolutie dat deze uitbreiding van rechten zich voltrekt buiten het Sociaal Strafwetboek om. Eén van de doelstellingen van dit wetboek was om het sociaal strafrecht beter af te stemmen op het algemeen strafprocesrecht. Het Sociaal Strafwetboek dreigt op het vlak van de rechtsbescherming van de ondervraagde overbodig te worden.
Lees hier de volledige bijdrage uit het Arbeidsrecht Journaal.
Steven Renette – Vennoot bij MPloy Advocaten
0 reacties