Een befaamd fiscalist heeft ooit gezegd, ik meen in 1982, dat de btw een eenvoudige belasting is en dat we er weinig procedures over zullen tegenkomen. In dat jaar bestond de btw in België ongeveer tien jaar (ingevoerd in 1971) en inderdaad, toen werd er over btw niet veel geprocedeerd. De btw is een belasting die lang tot weinig betwisting aanleiding heeft gegeven.
Hoe zou het ook ingewikkeld kunnen zijn?! We gaan naar de winkel, kopen één en ander en betalen bij de prijs van onze aankopen ook btw. Iedereen weet dat men btw betaalt. Het geheel verloopt heel eenvoudig. We kopen één en ander, betalen dan btw en de verkoper draagt die btw af aan de Staat. Wat zou daar nu ingewikkeld aan kunnen zijn?! Kan het nog eenvoudiger? Die verkoper kreeg dan het recht de btw die drukt op al zijn kosten af te trekken. Hij mocht die recupereren. De filosofie van het stelsel is namelijk dat alle goederen vrij moeten zijn van btw tot ze bij de consument terecht komen. Alleen de consument betaalt btw.
Deze befaamde fiscalist, Jos Defoort vergiste zich. Hij meende dat de btw in de praktijk door administratieve onderrichtingen zou worden geregeld en minder door de wet. Het aantal vonnissen zou op één hand kunnen worden geteld. In 1982 was dat weliswaar een correcte ervaring, maar de toekomst zou anders uitwijzen.
De btw werd ingevoerd in 1971. Toen ondergetekende de schoolbanken verliet bestond de btw vier jaar. Er was dus nog niet veel gebeurd in die tussentijd. Het was nog stil en het zou nog wel even stil blijven. Er roerde zich niet veel; men was duidelijk nog niet gewend aan deze nieuwe belasting; de commentaren waren miniem. Rechtspraak was er omzeggens nog niet. Van het Europees Hof hadden we nog maar vaag gehoord.
De btw werd ingevoerd in een wetboek van ongeveer 100 artikelen, een mooi evenwichtig opgebouwd geheel. Vele jaren heeft het geduurd vooraleer men inzag dat btw ook een juridische grondslag had in een wet. In de eerste jaren van de btw raadpleegde men geen wetboeken. Alles was immers uitgeklaard in aanschrijvingen (ik denk dat dit woord niet meer gebruikt wordt, nu gaat het om circulaires, beslissingen, enz.). Er ontstond aldus een soort administratief btw-recht van toegevingen, afwijkingen van de wet, uitzonderingen waar men in de wetten en koninklijke besluiten niets van terugvond. Dat er ook een wet was, daar hield niemand zich mee bezig. Niemand raadpleegde die en iemand bouwde er zijn verdediging mee op. Alles stond in de aanschrijvingen.
Naast de aanschrijvingen bestond er een btw-handleiding; die telde toen toch reeds een driehonderdtal bladzijden.
Er waren een paar Europese richtlijnen, maar die waren nog summier en hielden geen uniformisering binnen Europa van de btw in.
Dat bleef zo tot eind van de jaren tachtig of midden van de jaren tachtig. Stilaan kwam er verandering. De rechtspractici kregen meer en meer voeling met de wet zelf. In 1978 werd de Zesde richtlijn ingevoerd, die voorzag in een relatief grote uniformisering van de btw. Stilaan begon er wat te roeren. Het Europees Hof liet zich gelden en de rechtspraak begon toe te nemen. Om de evolutie wat te schetsen: In 1990 kon men nog alle arresten van het Europees Hof van buiten kennen – het waren er niet zeer veel – nu zijn ze niet meer te tellen.
Begrippen evolueerden. In den beginne waren de begrippen duidelijk. Wie een belastingplichtige was, wat hij moest doen, wanneer hij recht op aftrek had; het was allemaal duidelijk omschreven. Maar het begrip belastingplichtige werd een evoluerend begrip. Men was niet alleen belastingplichtige wanneer men handelingen regelmatig stelde als een beroepsbeoefening, maar men werd dit reeds vanaf het moment dat men het voornemen had dergelijke handelingen te stellen. Het duidelijk en eerlijk voornemen was voldoende.
Aan de andere kant vonden nieuwe begrippen ingang. Zo hechtte (en hecht) het Europees Hof veel belang aan het neutraliteitsbeginsel: alle goederen moeten (behoudens wettelijke uitzonderingen) vrij zijn van btw tot in eindfase van consumptie, de staat mag niet méér btw krijgen dan de eindconsument betaalt. Ook dat leidt in de praktijk tot soms eigenaardige toestanden. Daarnaast zijn er het evenredigheids- en rechtszekerheidsbeginsel: die krijgen van het Europees Hof een ver doorgedreven inhoud. De staat mag geen maatregel nemen of voorwaarden stellen, die verder gaan dan nodig. Regelmatig wordt een lidstaat teruggefloten! Maatregelen moeten evenredig zijn met hun doel. Zo kunnen fouten en vermeldingen of gebrek aan vermeldingen in facturen het recht op aftrek niet in de weg staan indien de goederenstroom kan gevolgd worden en de heffing van de btw kan gecontroleerd worden. Ook het vertrouwensbeginsel krijgt een inhoud die verder gaat dan in onze nationale rechtspraak.
De invloed van het Europees Hof in deze evolutie is maar al te duidelijk en niet weg te cijferen.
De vraag kan gesteld worden of we een Europese rechtbank inzake btw zouden moeten instellen in plaats van het systeem van prejudiciële vragen. Het lijkt mij toe dat dit te vroeg is; er zijn te veel landelijke verschillen en ook niet alle problemen hebben een Europese inslag.
Natuurlijk is het zo dat, wanneer er zich een Europees probleem stelt en een prejudiciële vraag op zijn plaats is, men tijd verliest. Men moet eerst de nationale procedure doorlopen, de rechter moet een vonnis uitspreken en dan gaan we pas naar Europa. Het zou twee jaar sneller moeten kunnen gaan. Maar dikwijls is de Europese impact ook niet zeker: vele gedingen waarin een Europees probleem aan de orde komt, kunnen toch opgelost worden zonder dat dit probleem te berde komt.
Eenvoud siert, wordt gezegd. Wel, de btw was in 1971 een zeer mooi en eenvoudig wetboekje van om en nabij 100 artikelen. Hieraan zijn dan een reeks koninklijke besluiten en ministeriële besluiten gekoppeld (samen meer dan zestig, denk ik). Daardoor wordt het al wat minder overzichtelijk, maar ondertussen zijn de 100 artikelen uit het eerste wetboek uitgegroeid tot een allegaartje van artikels met nummer bis ters enz. tot ergens zelfs terdecies.
Echt overzichtelijk is het geheel niet meer.
Vanaf eind jaren tachtig kwam de idee in zwang dat btw een juridische grondslag had en al snel bleek dat de aanschrijvingen wel eens een loopje durfden nemen met de wet. En discussies ontstonden! Deze werden nog versterkt door het feit dat inmiddels in 1978 de Zesde Richtlijn (nu vervangen door Rl. 2006/112) werd ingevoerd in België waardoor de Europese grondslag van de btw vergrootte en men ook ging discussiëren over het verschil tussen een Belgische wet en de Richtlijnen. De bron voor discussie was gevonden en alras werden er kritische commentaren geschreven.
Btw bleek toch wel een niet zo eenvoudige belasting te zijn. Er zaten vreemde dingen in.
Meer lezen? Download hier een uitgebreide versie van dit artikel.
Henri Vandebergh, advocaat Vandebergh en Lewandowski advocaten
0 reacties