Jubel ging in gesprek met Dirk Deschrijver, auteur van het boek Inkomstenbelastingen 1919-2020. Buitengewone en tijdelijke heffingen. We legden hem enkele prangende vragen voor.
U opent uw boek met een toepasselijk citaat van Albert Tiberghien “Geen belasting is zo permanent als de tijdelijke, de uitzonderlijke of eenmalige”. Blijkt dit ook uit uw onderzoek?
Ja en neen, Tiberghien geeft immers weinig uitleg bij zijn citaat. Allicht verwijst hij naar de nationale crisisbelasting die bestond van 1932 tot 1962 (op een klein hiaat in de jaren 1935/36 na). Deze belasting was ingevoerd omwille van de wereldwijde economische crisis van de jaren dertig. De regering had natuurlijk geen zicht op hoelang die crisis nog ging duren.
Op het moment van de publicatie van zijn autobiografie was er nog geen sprake van de algemene crisisbelasting (ACB) die in 1993 werd ingevoerd door Jean-Luc Dehaene. Die zou uiteindelijk, voor wat betreft vennootschappen, tot 2017 in werking blijven.
Het is ook mogelijk dat hij verwijst naar de Wet van 10 januari 1940. Ook deze belasting op uitzonderlijke winsten werd oorspronkelijk ingevoerd voor één jaar, maar zou uiteindelijk tot 1945 blijven bestaan. De heffing was ingevoerd naar aanleiding van het uitbreken van WO II. De kost van de gemobiliseerde troepen moest immers betaald worden, de regering koos ervoor om dat te doen via een belasting. Onder de bezetter bleef deze heffing bestaan.
0 reacties