Justitie kreeg de laatste tijd heel wat kritiek te verwerken. Het onterecht verwijt van klassenjustitie na het arrest in de zaak-Reuzegom, of nog, de terecht wegens elektronische belaging veroordeelde jonge ‘influencer’ die publiek in het VRT-journaal uitriep dat … magistraten de echte criminelen zijn.
“Rechters moeten, als publieke functionarissen, het vertrouwen van het publiek genieten in omstandigheden die vrij zijn van ongepaste verstoringen als ze succesvol willen zijn in het uitvoeren van hun taken. Het kan daarom nodig blijken om hen te beschermen tegen beledigende en kwetsende aanvallen tijdens de uitoefening van hun functie. Zij kunnen nochtans onderworpen worden aan kritiek op hun professioneel doen en laten, zelfs al kunnen zij, gelet op hun discretieplicht, niet reageren.”
Dat is de vaste rechtspraak van het EHRM op dit punt: hoven en rechtbanken functioneren niet in een vacuüm, kritiek voor, tijdens en na terechtzittingen is mogelijk, ook door media, die, als ze hun werk goed doen, trouwens het publiek ook kunnen behoeden voor speculaties en fabulaties” (EHRM, Bono v France, 15 december 2015, § 44).
Ditmaal was de Hoge Raad voor de Justitie aan de beurt, die er in zijn verslag inderdaad aan herinnert dat hij werd opgericht om te waken over de goede werking van Justitie opdat de bevolking haar vertrouwen in Justitie kan behouden (p. 1). De toekomst zal uitwijzen of aan die doelstelling is voldaan.
De Hoge Raad voor de Justitie lichtte op 16 april ll., na herhaald uitstel, zijn verslag in de Parlementaire Onderzoekscommissie toe. Het werd een ontluisterend beeld van justitieel geklungel. Er is sprake van strubbelingen onder magistraten (p. 53), van een team van magistraten met (…sic!) een “multiconfessionele achtergrond” (p. 20), van de vrouwelijke griffier van een onderzoeksrechter die de partner was van de Procureur des Konings (p. 39), of nog, van een eerder gewraakte raadsheer die toch zetelt in de Kamer van Inbeschuldigingstelling (p. 45).
De Hoge Raad heeft geen tucht- of strafrechtelijke bevoegdheid, mag zich niet uitspreken over de opportuniteit, de grondslag en de inhoud van rechterlijke beslissingen, en mag het nog lopend onderzoek niet doorkruisen
Het lijkt zomaar te komen uit het dubieus scenario van een Mexicaanse operettekomedie, maar het zijn bevindingen van realiteiten in het Brussels justitiepaleis, in de periode 2010-2024.
Disfuncties en aanbevelingen
De Hoge Raad heeft geen tucht- of strafrechtelijke bevoegdheid, mag zich niet uitspreken over de opportuniteit, de grondslag en de inhoud van rechterlijke beslissingen, en mag het nog lopend onderzoek niet doorkruisen. Dat zijn geen geringe beperkingen, die toch leiden tot de vaststelling van een hele reeks disfuncties en zeventien aanbevelingen. Zal daarmee iets gebeuren? Het lijkt een oud zeer dat een theatrale aanpak van justitie strandt.
Kenschetsend lijkt dat de Bijzondere Parlementaire Commissie – toen ook in verband met de Operatie Kelk – al op 31 maart 2011 een aanbeveling had geformuleerd over de gelijkheid van de partijen bij de strafprocedure, met name in verband met een systematische mogelijkheid om de burgerlijke partij te horen telkens wanneer het O.M. en de verdachte worden gehoord (p. 46).
Er is anno 2024 niets mee gebeurd, en de HRJ herhaalt rustig de Aanbeveling van de Bijzondere Parlementaire Commissie van toen in dezelfde zaak.
“Clandestiene zittingen” en nietige huiszoekingen?
Eén van de publieke klachten in de zaak betrof de zgn. “clandestiene zittingen” van de K.I. Dat is door het onderzoek niet aangetoond (p. 49); wel zijn er zittingen van de K.I. geweest in 2010 die later als onregelmatig zijn gekwalificeerd, en waarin nadien de burgerlijke partijen wel werden opgeroepen. Er was “dus geen invloed op de verdere procedure” (p. 49). Nadien, in 2014, is dat nog gebeurd: de HRJ noemt dat een “disfunctie die een gevolg is van de onduidelijke formulering van artikel 136, 136bis, 235 en 235bis Sv. en de interpretatie van die bepalingen door de K.I.” Precies daarover ging de oude aanbeveling van het parlement van 2011.
Is het dan net niet géén disfunctie, maar een verschil van inzicht in de toepasselijkheid van de wet – terwijl de HRJ geen beoordelingen mag doen die uiteindelijk aan de rechtbank toekomen, of hij ook niet als een beroepsrechter rechterlijke beslissingen mag beoordelen (p. 3)? Dan kon de HRJ dit toch niet als disfunctie aanmerken?
Finaal werden de spektakelhuiszoekingen nietig verklaard. Er is wel geen sprake van benadeling van de burgerlijke partijen, die langdurig inzage konden nemen van al de stukken van de zaak – ook de zgn. verdwenen stukken (p. 51).
Het persbericht van het Federaal Parket had daar allemaal op 29 september 2023 al op gewezen; de HRJ vindt dat geen vermelding waard, opmerkelijk toch?
Belangrijk is dat de HRJ erkent dat partijen rechtsmiddelen mogen aanwenden om de rechten van hun cliënt te verdedigen; dat heeft niets te maken met verzet tegen transparantie, maar met de regelmatigheid van het verloop van een strafonderzoek. Er is wel wat kritiek op de veelheid van procedures over en weer, en op de verzending van kopies van alles en nog wat, bij wijze van spreken “naar Jan en alleman”.
Insinuaties en speculaties?
Bizar is dat in het verslag een reeks verklaringen wordt opgenomen, waarvan wordt gemeld dat ze “niet door het onderzoek zijn bevestigd” (p. 51). Dat is een vreemd procedé: waarom worden ze dan opgenomen in het verslag, wat brengen ze, behalve insinuaties en suggesties buiten de taakstelling van de HRJ, dan bij dat nuttig is voor het onderzoek?
De passage lijkt te suggereren dat er, bij gebrek aan bewijs van uitgeoefende druk, een blijkbaar onweerlegbaar vermoeden geldt dat er toch druk werd uitgeoefend?
Druk van de kerk: “noch bewezen, noch uitgesloten”?
Zelfs speculaties worden niet vermeden: zo is er sprake van “mogelijke druk van de Kerk, die noch bewezen noch uitgesloten kan worden”(p. 52-53). Is de HRJ wel zeker dat dit een passende passage is? Ze lijkt te suggereren dat er, bij gebrek aan bewijs van uitgeoefende druk, een blijkbaar onweerlegbaar vermoeden geldt dat er toch druk werd uitgeoefend?
Zijn sommige partijen dan vogelvrij, en is het vermoeden van onschuld geen algemeen rechtsbeginsel meer? Is dit geen onduldbare mediocriteit in een formeel verslag van de HRJ waarin de samenleving terecht hogere verwachtingen mag hebben?
Sommigen hebben inmiddels, in hun kenmerkende stijl, de niet-uitsluiting van druk al geherformuleerd tot “aanwijzingen van druk”, en willen deze misplaatste passage doen voorkomen als een “kaakslag voor de onafhankelijkheid van de rechterlijke overheden”. Dat is vermijdbare retoriek, die misbruik maakt van ondoordachte formuleringen.
Een bepaald gesprek
Er zijn wel heel wat technische disfuncties aangegeven, maar er is niet gerapporteerd dat leden van de magistratuur druk hebben gevoeld, of zich hebben onderworpen aan druk van partijen. Enigszins geruststellend wordt – integendeel zelfs – aangegeven dat in al die procedures veel verschillende magistraten hebben gezeteld. Dat zou, aldus het verslag, “de garantie moeten bieden dat het onderzoek niet door één magistraat kon worden gestuurd of gedwarsboomd” (p. 53). Zou dan één gesprek waarvan men de inhoud niet kent, wél dat effect hebben gehad?
Meermaals wordt immers melding gemaakt van één gesprek van de advocaat van de kerk met magistraten van het Parket-Generaal (p. 26, 28 en 51). De HRJ geeft aan de inhoud van het gesprek niet te kennen, en er geen notitie van te hebben aangetroffen, maar brengt het feit dat het Parket-Generaal zijn vordering voor de K.I. van 30 juli gewijzigd heeft op 12 augustus in verband met dat onderhoud.
Dit is toch niet meer dan een speculatieve overweging, waarvan de HRJ blijkbaar vindt dat het nodig is om die op te nemen in een formeel verslag.
Informele gesprekken tussen advocaten, parketmagistraten en onderzoeksrechters behoren tot de routine van ieders vak. Allen maken ze deel uit van het systeem van de rechtsbedeling en hebben ze een verantwoordelijkheid om het vertrouwen van het publiek in dat systeem te onderhouden.
Zo luidt de vaste rechtspraak van het EHRM : “De speciale status van advocaten geeft hen een centrale positie in de rechtsbedeling als tussenpersonen tussen het publiek en de rechtbanken. Bovendien moeten de rechtbanken – die garant staan voor het recht en die in een rechtsstaat een fundamentele rol spelen – het vertrouwen van het publiek genieten. Gelet op de sleutelrol van advocaten op dit gebied, is het gerechtvaardigd van hen te verwachten dat zij bijdragen tot een goede rechtsbedeling en aldus het vertrouwen van het publiek in stand houden.
Advocaten zijn hoofdrolspelers in het rechtssysteem, rechtstreeks betrokken bij de werking ervan en bij de verdediging van een partij”. (Casado Coca v. Spain, 24 februari 1994, § 54 / Schöpfer v Switzerland, 10 mei 1998, § 29-30/ Ottan v France, 19 april 2018, § 56).
Informeel, hoffelijk en discreet overleg maken daar deel van uit, ook tussen magistraten en advocaten. En ja, magistraten en advocaten veranderen bij nadere overweging al eens van idee, … ahum, is voortschrijdend inzicht niet de kern van een onafhankelijk onderzoek?
Verzoening en spektakel
Bij de spektakelhuiszoekingen werden op 24 juni 2010 ook de dossiers van de Commissie-Adriaenssens in beslag genomen, in het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling in Leuven.
Vanaf 2000 hadden de bisschoppen al een initiatief genomen om de slachtoffers een aanspreekpunt te bieden; de nogal formalistische commissie-Halsberghe werd in 2O10 door de bisschoppen vervangen door de commissie-Adriaenssens, die een forse stijlbreuk doorvoerde en een waarachtige benadering van erkenning en herstel aan slachtoffers bood. Ze werkte autonoom en onderschreef snel een open werkrelatie met justitie. Van transparantie gesproken!
Finaal kon ze vertrouwen winnen van slachtoffers omwille van haar autonomie en het professionalisme waarmee ze hen ontving; zeker na de zaak-Vangheluwe, die op 22 april 2010 ontslag nam, stroomden meldingen binnen, in totaal zo’n 745.
De HRJ is merkwaardig stil over deze dossiers, die ook in beslag werden genomen. Van een vertrouwelijke, helende en verzoenende omgeving, waren ze, zonder boe of ba, bijna te grabbel gegooid in wat later de mallemolen van het gerecht bleek te zijn. Het delicaat slachtoffergericht werk werd ondergeschikt aan vervolgings-hardnekkigheid en na-ijverige rivaliteit inzake slachtofferbijstand.
Het resultaat daarvan oogt inmiddels niet erg fraai voor de samenleving.
Spektakelberichtgeving
“Godvergeten” vertrok van verontwaardiging, en moest veel feiten wegduwen om dat hard te maken. Slachtofferbejegening was in werkelijkheid ondergeschikt aan kerkkritiek. Die verontwaardiging op de openbare omroep heeft effect gecreëerd, maar niet tot sereniteit bijgedragen.
Dat stelt de Parlementaire Onderzoekscommissie voor de heikele opdracht om haar onafhankelijkheid te vrijwaren tegen een achtergrond die al bij haar oprichting door grote emoties gekleurd was
Dat stelt de Parlementaire Onderzoekscommissie voor de heikele opdracht om haar onafhankelijkheid te vrijwaren tegen een achtergrond die al bij haar oprichting door grote emoties gekleurd was. Dat is best een moeilijke taak, zeker nu onder tijdsdruk moet worden gehandeld.
Het verslag van de HRJ is niet geheel ontsnapt aan het emotioneel klimaat van de tv-serie dat door sommigen gulzig werd onderhouden.
Soms wekt de HRJ de indruk op dun ijs te staan.
De Parlementaire Onderzoekscommissie mag niet in die middelmatigheid blijven hangen; ze keek nogal veel naar historisch misbruik in pastoraal verband, en nog heel weinig naar beleid. Het is nu haar verantwoordelijkheid om, over de slogans en mediocriteit heen, echte beleidsverbeteringen aan te bevelen.
Is de vraag legitiem of een parlementaire onderzoekscommissie Justitie nodig is?
Prof. em. Leo Neels, Advocaat
Meer over Godvergeten? Lees van Prof. Neels meer over deze zaak:
0 reacties