Kent u het ‘TIGV’? Het gaat niet over een soort trein, maar over een soort gemeenschappelijk vermogen. Wie trouwt zonder huwelijkscontract, creëert automatisch een soort gemeenschappelijk vermogen: alle aanwinsten worden gemeenschappelijke eigendom van beide echtgenoten, en ze worden ook in het belang van het gezin bestuurd.
De echtgenoten kunnen bij huwelijkscontract ook kiezen voor scheiding van goederen, en daarbij desgevallend enkel bepaalde goederen gemeenschappelijk maken: men heeft het dan over een ‘toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen’ of een TIGV. Ze kunnen daarbij ook bedingen dat de echtgenoot die het goed inbrengt dit automatisch zal terugkrijgen in geval van echtscheiding. Dikwijls wordt ook bedongen dat dit gemeenschappelijk vermogen bij overlijden aan de langstlevende zal toebehoren.
Verschil met gewone gemeenschap van goederen
Wat is dan het verschil met een gewone gemeenschap van goederen? De rechtspraak en rechtsleer nemen aan dat een gewoon gemeenschappelijk vermogen minstens de beroepsinkomsten van beide echtgenoten moet omvatten, anders wordt het stelsel gekwalificeerd in een stelsel van scheiding van goederen met een vennootschap van aanwinsten[1], wat nu dus een ‘TIGV’ genoemd wordt.
Dit lijkt dus heel erg op een gewone gemeenschap van goederen, en men kan zich afvragen of het over meer dan een terminologisch onderscheid gaat: is dit geen gewone gemeenschap van goederen, maar dan zonder de beroepsinkomsten?
Vlabel
In elk geval behandelt de Vlaamse belastingdienst een dergelijk TIGV ook gelijkaardig aan een gewone gemeenschap. In de voorafgaande beslissing nummer 19022[2] waren de aanvragers gehuwd met scheiding van goederen, en wenste de echtgenote een appartement in aanbouw in dit gemeenschappelijk vermogen in te brengen. Bij echtscheiding zou het automatisch naar haar terugkeren, en bij overlijden zou de langstlevende de mogelijkheid krijgen om een aantal goederen naar keuze over te nemen, bij toepassing van artikel 1461 van het Burgerlijk Wetboek: het gaat dus over een verkrijging zonder vergoeding, als modaliteit van de verdeling van de huwelijksgemeenschap.
De Vlaamse belastingdienst beslist:
“14. Het Burgerlijk Wetboek laat echtgenoten gehuwd onder een stelsel van scheiding van goederen met een toegevoegd intern gemeenschappelijk vermogen uitdrukkelijk toe om – roerende en onroerende – goederen in de huwgemeenschap, in casu het TIGV, in te brengen. Deze inbreng op zich is niet aan de Vlaamse registratiebelasting onderworpen.
15. Noch de aanwezigheid van een ontbindende voorwaarde gekoppeld aan de inbreng bij echtscheiding, noch de mogelijkheid van de uitoefening van een beding van ongelijke verdeling bij overlijden hebben impact op deze niet-verschuldigdheid van Vlaamse registratiebelasting bij de inbreng.
16. Ingeval van echtscheiding zal de zuivere werking van de ontbindende voorwaarde geen aanleiding geven tot het heffen van Vlaamse registratiebelasting.
17. Ingeval van overlijden zal de uitoefening van een beding van ongelijke verdeling geen aanleiding geven tot het heffen van Vlaamse registratiebelasting. In de mate evenwel dat de langstlevende bij overlijden meer toebedeeld krijgt dan de helft van het beperkt gemeenschappelijk vermogen zal de erfbelasting worden geheven (art. 2.7.1.0.4 VCF).
De voorgenomen verrichting maakt op zich geen fiscaal misbruik uit in het kader van de in deze aanvraag onderzochte artikelen (artt. 2.8.1.0.1 en 2.10.1.0.1 VCF). Aan de verrichting liggen andere dan fiscale motieven (vermeld in punt 5) ten grondslag.”
De beslissing is logisch aangezien zij dezelfde regels toepast als op een gewoon gemeenschappelijk vermogen. Ook daar wordt de inbreng immers traditioneel niet beschouwd als een schenking[3], wordt de ‘gratis’ verkrijging van meer dan de helft door de langstlevende belast met erfbelasting [4], en wordt de automatische terugname niet belast met verdeelrecht [5].
Terecht, lijkt mij.
Rik Deblauwe
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op www.taxwin.be
[1] Antwerpen 9 juni 1986, RNB 1987, 208; PINTENS, DECLERCK e.a., Familiaal vermogensrecht, Intersentia, 2010, 333, randnummer 606; DECLERCK en PINTENS, Schets van het familiaal vermogensrecht, Die Keure, 2019, 168 randnummer 394.
[2] Inbreng in het TIGV – Ontbindende voorwaarde – Ongelijke verdeling bij overlijden, Voorafgaande beslissing nr. 19022 dd. 24.06.2019, https://belastingen.vlaanderen.be/vb-19022-inbreng-in-het-tigv-ontbindende-voorwaarde-ongelijke-verdeling-bij-overlijden
[3] DEBLAUWE, R., Inleiding tot de Vlaamse Registratiebelasting, KnopsPublishing, 2017, 334 randnummer 683.
[4] Art. 2.7.1.0.4 van de Codex, Deblauwe, Inleiding tot de Vlaamse Erfbelasting, tweede editie, Knops Publishing, 2018, 98, randnummer 181 ev.
[5] DEBLAUWE, R., Inleiding tot de Vlaamse Registratiebelasting, KnopsPublishing, 2017, 726, randnummer 1381.
KnopsBooks laat u kennismaken met een aantal interessante titels met betrekking tot het onderwerp:
- DEBLAUWE, R., Het nieuwe erfrecht anno 2019, KnopsPublishing, 2019.
- DEBLAUWE, R., Inleiding tot de Vlaamse erfbelasting (2e editie), KnopsPublishing, 2019.
0 reacties