Cassatie hakt de knoop door. Voor het juiste begrip, hierna de uitleg over de verschillen tussen de administratieve en gerechtelijk invordering.
Administratieve procedure – Potpourri I
De zogenaamde IOS-procedure of de administratieve invorderingsprocedure werd bij wet van 19 oktober 2015 de Wet Potpourri I ingevoerd. Deze is van toepassing sinds 2 juli 2016. Deze procedure is terug te vinden in het Gerechtelijk Wetboek, meer bepaald de artikelen 1394/20-27 Ger. W. en biedt een alternatief voor de klassieke gerechtelijke procedure. Ze is van toepassing voor onbetwiste schulden tussen professionelen, de zogenaamde B2B-relaties mits tussenkomst van een advocaat. De taak van de advocaat is in eerste instantie te beoordelen of de geldschuld onbetwist is en wel in aanmerking komt voor deze administratieve procedure.
Een korte schets van de nieuwe, administratieve procedure:
- Beoordeling door advocaat: de advocaat zal beoordelen of de onbetwiste geldschuld wel degelijk onbetwist is. Is de geldschuld onbetwist, dan worden alle stukken (facturen, aanmaningen en ingebrekestelling) overgemaakt via een gewoon schrijven aan de gerechtsdeurwaarder. Deze staat dan verder in voor de afhandeling.
- Aanmaning tot betaling: in een volgende stap wordt de aanmaning betekend door de gerechtsdeurwaarder. Deze geeft in zijn betekening aan de schuldenaar een duidelijke beschrijving weer van de onderliggende verbintenis en het gevorderde bedrag. De schuldenaar heeft de mogelijkheid om het antwoordformulier die bij de aanmaning steekt in te vullen. Volgende antwoorden zijn mogelijk: (i) het volledige bedrag te betalen binnen de maand, of (ii) afbetalingsfaciliteiten te vragen, of(iii) de vordering te betwisten met vermelding van de redenen.
- PV van niet-betwisting: Ten vroegste acht dagen na het verstrijken van de betalingstermijn stelt de gerechtsdeurwaarder een proces-verbaal van niet-betwisting op. Dit als de schuldenaar de vordering niet betwist heeft.
- Tenuitvoerlegging: Het proces-verbaal wordt uitvoerbaar verklaard door een magistraat van het beheers- en toezichtcomité bij het CBB (Centraal Bestand van Berichten). Deze titel kan nu ten uitvoer worden gelegd maar kent geen gezag van gewijsde, maar de kracht van een dading.
Bijgevolg kan de schuldenaar zich nog steeds verzetten tegen de uitvoerbare titel (o.m. door een verzoekschrift op tegenspraak), welke opnieuw de procedure van tenuitvoerlegging zal schorsen.
Keuzemogelijkheid schuldeiser? Wat met de klassieke gerechtelijke procedure?
De wetswijziging hierboven voorziet in de mogelijkheid om via buitengerechtelijke weg in te vorderen, dit als een facultatieve procedure naast de klassieke gerechtelijke procedure.
De administratieve procedure is met andere woorden geen verplichte procedure.
Uit de parlementaire voorbereidingen van de teksten van artikel 1394/20-27 Ger.W. blijkt duidelijk dat de IOS-Procedure een facultatieve procedure is en een schuldeiser zijn/haar mogelijkheid behoudt om geldschulden in te vorderen via de klassieke gerechtelijke weg.
Beide procedures verschillen van elkaar, dit zowel procedureel als in het gevorderde
De administratieve procedure voorziet slechts in de invordering van de intresten en schadebedingen ten belope van maximaal 10% van de hoofdsom, terwijl de gerechtelijke invordering kan voorzien in een intrest, een schadebeding van 10% overeenkomstig de Wet Betalingsachterstand en een rechtsplegingsvergoeding.
De schuldeiser heeft aldus de mogelijkheid om te kiezen tussen beide procedures. Maar is dit werkelijk zo?
Sinds de invoering van de IOS-Procedure werden de vorderingen van de eisende partijen die een klassieke gerechtelijke procedure verkozen boven de administratieve procedure in verschillende vonnissen afgewezen en werden zij gewezen in de betaling van de gerechtskosten (zie Kh. Dendermonde 22 september 2016, A.R. A/16/02508, onuitg.; Kh. Kortrijk 22 december 2016, onuitg.)
In het oordeel van de rechtbanken werd stelselmatig verwezen naar de nieuwe procedure, die een goedkoper, sneller alternatief vormt voor de gerechtelijke invordering en de wil van wetgever om de rechtbanken te ontlasten. Hierdoor zijn de kosten als nutteloos te kwalificeren in de zin van art. 866 Ger.W. en moeten deze ten laste gelegd worden van de eisende partij.
Hervorming van de rechtspraak
Vermelde rechtspraak werd hervormd door het hof van beroep en het meest recent nog door het Hof van Cassatie, die nu definitief de knoop doorhakt. Zowel het hof van beroep (zie Gent, 24 april 2017, A.R. 2016/AR/2008, onuitg.; Gent, 24 april 2017, A.R 2016/AR/2009, onuitg.) als het Hof van Cassatie (zie Cass. 12 oktober 2017, C.17.0120.N) zitten op dezelfde lijn in hun oordeel:
Interpretatie artikel 866 Ger.W: “Art. 866 Ger.W.: de proceshandelingen en akten die nietig zijn of nodeloze kosten veroorzaken door toedoen van een ministerieel ambtenaar, komen te zijnen laste; hij kan bovendien worden veroordeeld tot schadevergoeding jegens de partij.” De rechtbanken in eerste aanleg hebben door de interpretatie van voormeld artikel, het toepassingsgebied uitgebreid naar advocaten die optreden in een gerechtelijke procedure. Het Hof van Cassatie stelt in haar arrest van 12 oktober 2017 dat deze bepaling slechts toelaat de kosten (die als nodeloos beschouwd dienen te worden) ten laste te leggen van de ministerieel ambtenaar die ze heeft veroorzaakt. Er wordt niet toegelaten deze kosten ten laste te leggen van een procespartij.
Interpretatie artikel 1017 Ger.W.: “Art. 1017 Ger.W.: tenzij bijzondere wetten anders bepalen, verwijst ieder eindvonnis, zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten, onverminderd de overeenkomst tussen partijen, die het eventueel bekrachtigt.”
Het Hof van Cassatie oordeelt in haar arrest van 12 oktober 2017 dat rekening moet worden gehouden met de artikelen 1382 en 1383 B.W. Deze artikelen moeten als bijzondere wetten in de zin van artikel 1017 Ger. W. worden beschouwd. Aldus kunnen de kosten niet ten laste van de eisende partij worden gelegd, wanneer deze geen fout heeft begaan of deze kosten niet door een fout van eisende partij zijn veroorzaakt. Bijgevolg moet de rechtbank vooreerst te oordelen of de eisende partij een fout heeft gemaakt.
Conclusie Hof van Cassatie
De keuze van de schuldeiser voor een gewone gerechtelijke procedure in plaats van voor de IOS-Procedure maakt op zich geen fout uit, noch geeft deze blijk van rechtsmisbruik.
Toekomst?
Sinds 1 januari 2017 heeft de wetgever artikel 1017 Ger.W. aangepast, dit door de wet van 25 december 2016: “Tenzij bijzondere wetten anders bepalen, verwijst ieder eindvonnis, zelfs ambtshalve, de in het ongelijk gestelde partij in de kosten, onverminderd de overeenkomst tussen partijen, die het eventueel bekrachtigt. Niettemin worden nutteloze kosten, met inbegrip van de rechtsplegingsvergoeding bedoeld in artikel 1022, zelfs ambtshalve ten laste gelegd van de partij die ze foutief heeft veroorzaakt.”
Deze wetsaanpassing kan in het verlengde van de rechtspraak zoals weerhouden door de Hoven van Beroep en het Hof van Cassatie worden geplaatst. Namelijk, de rechtbank zal, wanneer zij de kosten ten laste van de eisende procespartij zal willen leggen, vooreerst moeten oordelen dat de gemaakte kosten nutteloos zijn en bovendien foutief door de eisende partij veroorzaakt zijn.
Keuzemogelijkheid!
De verschillen in beide procedures brengen een verschillend resultaat met zich mee. De “klassieke” gerechtelijke procedure biedt, in tegenstelling tot de IOS-procedure, wel de mogelijkheid om een hogere intrest en schadebeding te vorderen. Bijkomend voorziet de gerechtelijke procedure ook de toekenning van een rechtsplegingsvergoeding. Deze vergoeding komt toe aan de ” in het gelijk gestelde partij” en wordt berekend op de waarde van de vordering (zie Koninklijk Besluit van 26 oktober 2007).
Aldus zijn de kosten van de advocaat in de IOS-procedure volledig ten laste van de eisende partij, zonder enige mogelijkheid om een gedeelte van deze kosten te recupereren op de tegenpartij (in deze procedure kan geen toekenning van een rechtsplegingsvergoeding worden bekomen).
De strategie die bepaald dient te worden is afhankelijk van dossier tot dossier. Het is aan de advocaat de verschillende procedures met elkaar te vergelijken en de meest geschikte procedure aan te vatten.
Wanneer er gekozen wordt voor de gerechtelijke procedure, wordt er best aan gedaan de keuze voor de klassieke van meet af aan in de dagvaarding te motiveren.
Maarten Verhaghe
0 reacties