Bij erfenissen komt het vaak voor dat de langstlevende partner het vruchtgebruik erft van goederen uit de erfenis, waaronder de gezinswoning. De kinderen erven de ‘blote eigendom’. Dit levert niet altijd problemen op, maar het leidt soms wel tot discussies over wie welke kosten betaalt voor de woning.
Vruchtgebruiker versus blote eigenaar
Wie ‘volle’ eigenaar is van een woning kan alles doen: er zelf in wonen, maar ook de woning verkopen, schenken, verhuren…
Maar er zijn situaties waarbij de eigendom van een woning als het ware wordt opgesplitst. De ‘blote eigenaar’ van een woning is dan de eigenaar van de constructie van het gebouw, maar kan niet van de woning genieten. Het recht om van de woning te genieten (door er bijvoorbeeld in te wonen of te verhuren en de huuropbrengsten op te strijken) komt toe aan de ‘vruchtgebruiker’. Zo’n situatie komt vaak voor bij een erfenis: de langstlevende partner wordt dan de vruchtgebruiker, en de kinderen (of andere erfgenamen) worden de blote eigenaars. Maar het kan ook op vrijwillige basis gebeuren: bijvoorbeeld wanneer ouders het vruchtgebruik kopen van de woning, terwijl de kinderen de blote eigendom kopen.
Onderhoudsherstellingen: voor de vruchtgebruiker
De vruchtgebruiker (in het geval van een erfenis: de langstlevende partner) moet alle onderhoudsherstellingen uitvoeren. De vruchtgebruiker moet alle werken uitvoeren die nodig zijn om de waarde van de woning te behouden. Het gaat dus om onderhoudswerken die – indien ze niet zouden verricht worden – tot een waardevermindering van de woning zouden leiden. Uiteraard is slijtage van de woning door ouderdom normaal. Voor deze werken moet de vruchtgebruiker niet instaan. Voorbeelden van onderhoudswerken die ten laste van de vruchtgebruiker kunnen vallen: schilderwerken (ook van de buitenmuren), vernis- en lakwerk, herstelling aan de vloeren, de trappen, het dak, het reinigen en herstellen van een schoorsteen, het onderhoud en de herstellingen aan een lift, de vernieuwing van het tapijt…
Grove werken: voor de blote eigenaar
De blote eigenaars (in het geval van een erfenis, de kinderen bijvoorbeeld), moeten de grove of de ‘structurele’ herstellingen uitvoeren. De werken hebben betrekking op de structuur van het goed of van zijn inherente bestanddelen of moeten “manifest de vruchten te boven gaan”, wat betekent dat de kosten buiten verhouding moeten zijn ten opzichte van de inkomsten of voordelen van de vruchtgebruiker. De verplichting geldt al tijdens de duur van het vruchtgebruik, dus wanneer de langstlevende nog in de woning woont bijvoorbeeld. De blote eigenaar moet eerst overleggen met de vruchtgebruiker, die deze werken echter moet dulden. Hij of zij kan geen vergoeding vragen voor de hinder.
Wat precies zo’n herstellingen kunnen zijn hangt af van de situatie, maar denk aan de vernieuwing van gemeenschappelijke muren, herstellingen aan de timmerwerken van een woning, de installatie of vernieuwing van de centrale verwarming of van de elektriciteit… De blote eigenaar hoeft een aantal herstellingen aan de bouwwerken of de beplantingen niet uit te voeren. Namelijk die die de vruchtgebruiker zelf heeft aangebracht of de grove herstellingen die te wijten zijn aan de vruchtgebruiker zelf.
Wie betaalt wat?
Wie welke werken betaalt, kan in de praktijk wat voor wrevel zorgen. Vooral bij een relatie tussen een stiefouder en stiefkinderen en zeker als de langstlevende stiefouder relatief jong is. De blote eigenaars – in dit geval de kinderen van de overledene – moeten de grove kosten betalen aan de woning, terwijl ze er gedurende een lange tijd niet van kunnen genieten. Ze kunnen immers maar van de geërfde woning genieten na het overlijden van de vruchtgebruiker… en dat kan lang duren als de vruchtgebruiker gezond en relatief jong is.
Om onevenwichtige financiële situaties te vermijden kan een blote eigenaar daarom van de vruchtgebruiker eisen dat hij of zij de kosten voor de structurele werken proportioneel meebetaalt. De waarde van het vruchtgebruik ten opzichte van de waarde van de blote eigendom bepaalt hoeveel iedereen betaalt: gaat het om een jonge vruchtgebruiker met een hoge levensverwachting, dan zal de blote eigenaar slechts een beperkt gedeelte van de werken moeten betalen. Is de vruchtgebruiker daarentegen al ouder waardoor zijn levensverwachting lager ligt, dan zal de blote eigenaar een groter deel van de kosten moeten dragen.
Komt de vruchtgebruiker of de blote eigenaar zijn herstelverplichting niet na, dan heeft de andere verschillende mogelijkheden om toch een herstelling af te dwingen:
- De andere partij kan naar de rechter stappen en zo herstellingen afdwingen. De rechter kan een dwangsom opleggen.
- De andere partij kan aan de rechter vragen om zelf de noodzakelijke werken te mogen uitvoeren. De gemaakte kosten worden dan op de andere partij verhaald (zoals hierboven omschreven).
0 reacties