Fleer op één. In Fleer op één reflecteert elke eerste van de maand een gerenommeerd rechtsdenker over justitie in België en daarbuiten. Prof. dr. Frank Fleerackers, hoogleraar Rechtsdenken aan de KULeuven, verwoordt verbatim het recht van de filosoof. Deze maand reflecteert hij over juridisch inzicht.
Juridisch inzicht ter kwalificatie
Zoon van Gaia en vader van Helios, staat Hyperion bekend als een Griekse god van inzicht en begrip.[1]Onder de Titanen was hij de eerste, die middels aandachtige observatie, toewijding en betrokkenheid tot een daadwerkelijk en dus effectief besef kwam van de wereld rond hem. Na de oorlog der Titanen werd hij in de Tartaros geworpen. Uiteindelijk mocht ook hij naar Elysium. Veel is geschreven, in navolging van Ronald Dworkin, over de jurist als Hercules, een halfgoddelijk wezen dat het onbestemde van een nieuwe, onontgonnen casus in integriteit kan koppelen aan het bestaande corpus van reeds behandelde juridische gevallen.[2] Anderen, zoals onze landgenoot François Ost, verwezen voor de noodzakelijke juridische vaardigheden naar Hermes, als go-between tussen mens en mens, zelfs tussen recht en realiteit.[3] Zo werd de jurist mediator genoemd, bemiddelaar, overdrager van inzicht. Inzicht in de visie en de positie van de andere partij, van de eigen partij, van het dogmatische recht. Inzicht in de interactieve effectiviteit van dynamische oplossingen: rechtsvorming door inzichtsvorming, rechtsvorming door juridische vorming. Inzicht geldt dan als centrale vereiste voor de werking van Hercules en Hermes. In die zin blijkt Hyperion hun noodzakelijke partner, derde pijler van een paradigmatisch juridisch triumviraat, met slechts één doel: de realisatie van een effectieve juridische kwalificatie.
De effectiviteit van een rechtssysteem voor de samenleving hangt in de meest hoge mate af van de wijze waarop juridische actoren inzicht verwerven
Kwalificatie wordt hierbij best gedefinieerd als de juridische capaciteit om het belangrijke van het minder belangrijke te scheiden. Aldus is de term een omschrijving van juridisch inzicht. De effectiviteit van een rechtssysteem voor de samenleving hangt in de meest hoge mate af van de wijze waarop juridische actoren inzicht verwerven en overdragen met betrekking tot de relatie tussen conflictpartijen of conflictposities, en inderdaad zelfs tot de verhouding tussen recht en realiteit of tussen recht en gemeenschap. Wanneer in tijden van verhoogd individualisme en multi-moralisme het recht niet meer kan bogen op een door de samenleving gedragen uniforme moraal of religie, vereist juridisch handelen een effectief, betrokken en participerend inzicht. Om een begrip van de actuele verbanden tussen mensen onderling en hun overtuigingen te verwerven, biedt een statische kennis van morele beginselen, eigen aan homogene gemeenschappen, weinig soelaas. Migratie en een sterke groei aan complexiteit inzake overtuigingen en levenshoudingen, geschraagd door een identificatie-stimulerend tijdsbestel, hebben de incommensurabiliteit ten top gedreven en de intermenselijke heterogeniteit tot moreel én procedureel credo van een ideologisch individualisme en aanschurkend liberalisme laten uitgroeien. De postmoderne, bevrijde mens aanziet overtuigingen, bij gebrek aan een hem omvattende, knechtende eenheidsmoraal of religie, als kwantitatief evenwaardig. Aansluitend verleent hij de éigen overtuigingen vooreerst procedureel bestaansrecht om deze vervolgens als gedragsbepalend en -rechtvaardigend te waarderen.
Waar voorheen een lezing van deze morele onderhuid afdoende leek ter bevruchting van recht en rechtsinhoud, biedt dergelijke waarheidsqueeste minder dan ooit een uitweg
Bij ontstentenis van een rustgevende en zekerheidverlenende uniforme gemeenschapsmoraal of dito religie, verloor de huid van het recht zijn klassieke onderhuid. Waar voorheen een lezing van deze morele onderhuid afdoende leek ter bevruchting van recht en rechtsinhoud, biedt dergelijke waarheidsqueeste minder dan ooit een uitweg in een multi-morele, multi-individualistische context. Individuen aanvaarden steeds minder elkaars overtuigingen als doorslaggevend en zelfs gekristalliseerde, aan het sociaal contract ten grondslag liggende opvattingen verliezen aantrekkings- en dus overtuigingskracht. Om juridische validiteit en effectiviteit te vrijwaren volstaat geen zoektocht naar de basiswaarden van een gemeenschapsmoraal die het recht ten grondslag zouden liggen. Dergelijk essentialisme of objectivisme, gericht op het vinden van wat vooraf als vindbaar werd gedefinieerd, is overigens schatplichtig aan een falende inzichtshouding. Deze voluit archeologische attitude koestert de ik-vorm als lichtend startpunt van een unidirectionele, platonische denkact, ten overvloede aantonend hoezeer de postmoderne mens in het modernisme van zijn reflectiecategorieën gevangen zit. Essentialisme en éénrichtingsverkeer dienen plaats te maken voor betrokkenheid en omnidirectionele participatie, indien we de volatiliteit en complexiteit van onze samenleving willen begrijpen, indien we het recht op dergelijk begrip willen schragen. Dit vergt een inzichtshouding, die in wezen dynamisch is, waarvan de focus dus niet statisch het gevondene fixeert, abstraheert en rubriceert. Juridisch inzicht neemt deel aan de dynamiek van individuele overtuigingen. Juridisch inzicht is bijgevolg niet neutraal maar belanghebbend, niet statisch maar dynamisch, niet afstandelijk maar participerend. De vorming en effectiviteit van het recht steunen dan niet meer op een geloof in de zoektocht naar statische, uniforme, morele waarheden. Rechtsvorming steunt dan wél op een dynamische inzichtsvorming in overeenstemming met de volatiele complexiteit en interactie van menselijke overtuigingen en conflictposities.
Lees meer bijdrages van professor Fleerackers over recht en rechtsdenken
0 reacties