De krant De Tijd publiceerde een opmerkelijk afscheidsinterview met Patrick Vandenbruwaene, de uittredende Procureur-Generaal van Antwerpen (“Het verwijt van klassenjustitie raakt me”, De Tijd, 28 juni). Hij maakt scherpe analyses over wat hij in zijn veertigjarige loopbaan zag voorbijkomen en stelt o.m.: “Er heerst een verkeerd begrip van de onafhankelijkheid van de magistratuur: het gaat om onafhankelijkheid in de rechtspraak, niet in de organisatie. Veel heeft te maken met politiek-filosofische tendensen en met de taalproblematiek. Het evenwicht dat gevonden wordt, is stilstand”. Dat is niet echt een vrolijke conclusie van iemand die zichzelf een civil servant noemt, die “zaken vooruit moet doen gaan”.
Tijdens zijn rijke carrière was hij een tijdlang kabinetschef van Marc Verwilghen, die in de nasleep van de zaak Dutroux (en van de parlementaire onderzoekscommissie, waarvan hij voorzitter was en die hem een tijdlang razend populair maakte) het tot minister van Justitie schopte. Wie als minister populair is bij de kiezer is het dat blijkbaar beduidend minder bij de Eerste Minister en de andere leden van de regering. De gewezen kabinetschef getuigt – jaren na datum – dat zijn minister om die reden werd tegengewerkt. “Mijn wetsontwerpen kwamen altijd verscheurd van ministerraden terug. Confetti noemde ik het. Ik kon helemaal niets verwezenlijken”.
Deze week kwam er ook de mededeling van het Federaal Parket dat het onderzoek naar de ‘Bende van Nijvel’ wordt stopgezet. Tussen 13 maart 1982 en 9 november 1985 werden in on land 28 mensen op brutale wijze vermoord en vielen er ruim 40 gewonden. Vooral de bloedige en bijzonder gewelddadige roofovervallen (met kleine buit) op de supermarkten van Delhaize in 1985 schokten de Belgen. Brussel en haar zuidelijke rand waren toen het criminele centrum. In Franstalig België heeft men het dan ook steevast over “Les tueurs du Brabant Wallon”. De lange lijst van onverklaarbare terreurdaden zullen dus nooit door justitie worden opgehelderd. Dat blijft verbijsterend. In zijn afscheidsinterview zegt Patrick Vandenbruwaene dat de zaak een hele generatie magistraten getekend heeft. Enigszins sussend voegt hij eraan toe dat het onderzoek nu helemaal anders zou worden aangepakt.
De wetgever heeft enkele malen speciaal voor deze zaak de verjaringstermijnen laten eroderen, maar ook dat mocht niet baten. Er blijft nu enkel de hoop dat wetenschappelijk historisch onderzoek deze donkere pagina van de Belgische justitie ooit zal kunnen analyseren, duiden en verklaren. Die historici kunnen dan misschien ook inspiratie zoeken bij het werk dat eerder al door diepgravende onderzoeksjournalistiek werd geleverd. In haar goed gedocumenteerde boeken “Het complot van de stilte” (2021) en “Beetgenomen. Zestien manieren om de Bende van Nijvel niet te vinden” (2017) laat journaliste Hilde Geens zien hoe het onderzoek losse confetti was, of zoals Walter Pauli het in het Knack Historia-nummer over “Bloederig België: 1973-1990 de daden van terreur” omschrijft: de “catalogus van bad practices”.
Veertig jaar zoeken naar verantwoordelijken is natuurlijk een uitzondering, maar ook in andere zaken verloopt het soms traag. België is al verschillende keren door het Hof van de Rechten van de Mens veroordeeld voor die slakkengang. De Standaard herinnerde eraan dat volgens de statistieken van het College van hoven en rechtbanken een gemiddelde zaak voor het hof van beroep te Brussel nu 1.061 dagen bedraagt. In Gent is dat 536 dagen en in Antwerpen 340 (“Traagheid van justitie is een mensenrechtenschending”, DS 1 juli). Dat is volgens Martien Schotsmans (gerespecteerd directeur van het Federaal Instituut voor de Rechten van de Mens (FIRM)) veel te lang, want toegang tot een eerlijk proces binnen een redelijke termijn is een mensenrecht. Het FIRM wijst erop dat door de lange termijn van de procesduur België sinds 2011 onder verscherpt toezicht geplaatst door het Comité van Ministers van de Raad van Europa.
Ook deze week verstuurde preformateur Bart De Wever een brief naar de federale overheidsdiensten, waarbij hij hen vroeg zelf besparingen voor te stellen. De FOD Justitie heeft intussen al laten weten dat er bijkomende budgetten nodig zijn voor justitie. In de vorige legislatuur kwam er een structurele verhoging van 581 miljoen euro over vier jaar tijd en daar bovenop 115 miljoen tijdelijke kredieten uit Europese fondsen. De FOD Justitie zegt nu bijkomend nood te hebben “aan een structurele budgetverhoging van 250 miljoen euro”. Sarah Blancke, de voorzitter van de FOD Justitie, pleitte in verschillende media voor een algeheel Marshallplan voor justitie. De vraag is nu of die boodschap ook tot confetti zal worden vermalen, terwijl toch iedereen justitie als een kerntaak van de overheid blijft zien. Maar misschien stevenen we liever af op een failed state.
Hugo Lamon
Lees hier meer columns van meester Hugo Lamon over Justitie.
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld? Volg Jubel.be op LinkedIn.
0 reacties