De Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg van Brussel heeft een vonnis uitgesproken in de zaak die de familie van de vermoorde Julie Van Espen had ingespannen tegen de Belgische Staat.
Het siert de rechtbank het vonnis onmiddellijk te hebben verspreid, zodat iedereen er kennis van kan nemen. Justitie is niet langer de hermetische burcht waar alles achter hoek en kant wordt beslist.
Het weldoordachte vonnis is ook zeer uitvoerig gemotiveerd en bespreekt in detail alle aspecten van de zaak. Het is nu al zeker dat het de volgende jaren verplichte lectuur zal zijn voor aankomende juristen. Het is overigens ook voor alle anderen bijzonder aanbevelingswaardige lectuur.
Het vonnis toont ook aan dat rechters een cruciale rol hebben in een democratische samenleving. De rechtbank wijst er op dat zowel magistraten als de politieke wereld fouten hebben gemaakt. Het is geruststellend dat rechters dit in ons land kunnen beslissen. Intussen heeft de uittredende minister van Justitie ook al aangekondigd dat de Belgische Staat geen hoger beroep zal aantekenen tegen het vonnis.
De rechtbank geeft zelf een zeer treffende omschrijving van wat een uitspraak van een rechter is: “Het is het unieke product van een unieke verzameling van menselijke, materiële en immateriële elementen zoals ze zich op een bepaald moment in tijd en ruimte hebben voorgedaan.” Recht spreken is mensenwerk. Het is dus niet altijd gemakkelijk om achteraf te voorspellen wat een rechter zou hebben beslist wanneer dit, zoals hier, niet tijdig kon gebeuren.
Er werden vele fouten verweten. De Hoge Raad voor de Justitie had eerder al een kritisch rapport gemaakt over de vele ‘disfuncties’ in de behandeling van de zaak, maar enkel de rechterlijke macht kan de Belgische Staat voor fouten aansprakelijk stellen en dat gebeurt nu ook. De rechtbank komt tot de conclusie dat voor enkele situaties er niet gehandeld werd zoals van een normaal zorgvuldig persoon in dezelfde omstandigheden mag worden verwacht en dat er dus sprake is van een burgerrechtelijke fout.
De rechtbank ziet tekortkomingen in de organisatie. De man die uiteindelijk Julie Van Espen zou vermoorden was in eerste aanleg veroordeeld. Hij tekende beroep aan, maar wat zou het hof van beroep beslist hebben indien de zaak tijdige zou behandeld zijn (en dus vooraleer de betrokkene de moord pleegde)? De rechtbank zegt hierover dat “normaliter’ rekening zou houden zijn met “de aard en ernst van de feiten, de leeftijd van de beklaagde, zijn persoonlijkheid en persoonlijke situatie en zijn strafverleden, zoals die elementen zich op het ogenblik van de beoordeling aandienden”, maar voegt daar aan toe: “ Hoe stuitend dat vandaag ook kan overkomen voor het recht(vaardigheid)sgevoel, moet men de ongemakkelijke waarheid onder ogen zien dat een onmiddellijke aanhouding niet verzekerd was.”.
De rechtbank is wel streng voor de vaststelling dat de behandeling van de zaak voor het hof van beroep eerst werd uitgesteld en dan voor onbepaalde tijd “on hold” werd gezet “zonder enig direct zicht op een behandelingsdatum, zonder kennis te nemen van de inhoud van die zaken en zonder de minste screening te doen, zelfs niet op basis van een selectie van criteria voorzien in het eigen prioriteitenbeleid, strookt niet met de zorgvuldigheidsnorm, in casu die van een normaal zorgvuldige en vooruitziende rechterlijke instantie, geplaatst in dezelfde omstandigheden”. De rechterlijke orde heeft niet zorgvuldig gehandeld. De rechtbank is dus streng voor de collega’s en zo hoort het ook in een democratische rechtstaat.
De rechtbank laat het daar niet bij. “Zonder afbreuk te doen aan het gegeven dat de opschorting van de C2-kamer zonder screening/herverdeling van de zaken foutief is in de zin van artikel 1382 e.v. oud BW, moet worden gezegd dat die beslissing, om het zacht uit te drukken, niet uit het niets kwam. De eerste voorzitter had er meermaals op gehamerd dat het magistratentekort de regelmatige samenstelling van de kamers van het hof in het gedrang bracht en dat het gebrek aan middelen hem dwong tot het maken van “keuzes.”
Dat brengt de rechtbank ertoe om ook de uitvoerende macht (de regering) foutief heeft gehandeld. Er bestaat een “wettelijk kader” waarin wordt vastgelegd hoeveel magistraten er moeten zijn per rechtbank of hof. Dat kader is omwille van besparingen niet volledig ingevuld. De rechtbank zegt hierover: “De niet-invulling van het wettelijk kader van het hof van beroep Antwerpen is niet te wijten aan onvoorziene omstandigheden, maar louter ingegeven door besparingsmaatregelen. Gelet op het voorgaande, is het duidelijk dat de uitvoerende macht haar (grond)wettelijke plicht niet naar behoren heeft vervuld door niet te verzekeren dat het wettelijk kader van het hof van beroep Antwerpen volledig werd ingevuld. Dit is een schending van een wettelijke norm, van een resultaatsverbintenis en is een fout in de zin van artikel 1382 oud BW”
De Belgische Staat is dus veroordeeld voor terkortkomingen bij de rechterlijke macht en de uitvoerende macht. Deze uitspraak mag geen eindpunt zijn, maar de zoveelste wake-up call dat wil justitie het vertrouwen herwinnen van de burger die uitspraak ernstig moet worden genomen en de hervormingen moeten verder worden gezet.
Hugo Lamon
Lees hier meer columns van meester Hugo Lamon over Justitie.
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen justitie, advocatuur en de juridische en fiscale wereld? Volg Jubel.be op LinkedIn.
0 reacties