De onderzoeksrechters slaan terecht alarm over de verruwing en het gebrek aan respect. De actoren van Justitie moeten zonder vrees hun werk kunnen doen. Dat geldt voor rechters, parketmagistraten, advocaten en andere medewerkers van het gerecht. Het behoeft weinig betoog dat de onderzoeksrechters in de strijd tegen de zware criminaliteit in de vuurlinie staan, helaas ook letterlijk. Bedreigingen aan hun adres zijn onaanvaardbaar en de advocatuur staat op dat vlak altijd aan hun kant.
De overheid staat in voor het verzekeren van een veilige omgeving voor Justitie. Dat dit een grote extra inspanning vergt in deze tijden van uiterst gewelddadige misdaadkartels, is duidelijk. Het gaat om niet minder dan het waarborgen van één van de meest essentiële opdrachten van onze instellingen.
Respect mag dan een ander euvel zijn waarover de onderzoeksrechters terecht klagen, het is van een andere orde dan de fysieke bedreiging. En respect is een stroom met vele bronnen.
Eén, de opvoeding en het onderwijs. Het is een taak van elke ouder om kinderen hoffelijkheid bij te brengen en, jawel, respect voor gezag. Het onderwijs moet de beginselen van ons rechtsstelsel bijbrengen. Daarom zijn de talrijke inspanningen die de magistratuur en de advocatuur (‘Advocaat op school’) doen voor jonge mensen van uitzonderlijk belang – maar zij kunnen alleen succes hebben als zij geschraagd worden door het onderwijs zelf.
Twee, de uiterlijke kenmerken van Justitie: dat zijn die zaken die de burger opvallen wanneer die in aanraking komt met het gerecht. De toestand van de gebouwen, de aanblik van de griffies, de vorm van beslissingen en andere mededelingen vanuit het gerecht en de termijn waarbinnen zij gebeuren. Het is soms om te huilen. Het gaat ook om het respect en de luisterbereidheid die magistraten op de zitting uitstralen naar de rechtzoekende: partijen moeten ‘gehoord worden’, maar wordt er ook naar hen geluisterd?
Regelmatig hoor ik klachten van advocaten die bij bepaalde rechtbanken amper gehoor krijgen. Ook krijg ik mededelingen over misplaatst moraliserende of denigrerende commentaren die justitiabelen of advocaten moeten incasseren. Akkoord, advocaten tonen zich niet altijd van hun beste kant, en respectloosheid kunnen wij niet tolereren. De suggestie dat informatie, die advocaten zouden geven aan hun cliënten over magistraten, aan de basis zou liggen van bedreigingen vanuit het criminele milieu kan ik echter niet aanvaarden. Als er concrete feiten zijn, dan nodig ik de magistraten uit om die te melden – de stafhouders zijn er om werk te maken van dergelijke klachten. Maar als er geen feiten zijn, vereist wederzijds respect dat er geen verdachtmakingen de wereld worden ingezonden.
Drie, de inhoud van de beslissingen. Alles kan altijd beter, maar er zijn enorme inspanningen geleverd qua taalgebruik en leesbaarheid. De oordeelsvorming kan wel een probleem zijn, dat zelden aan bod komt. De vraag ontstaat of de wetgever soms niet een te brede appreciatiemarge biedt in het bestraffingsarsenaal. Zo ontstaan er grote verschillen in de rechtspraak, voor gelijkaardige feiten. Daaruit groeit een gevoel van onrecht. Sommige rechters gaan zo repressief te werk, dat partijen systematisch in beroep gaan. Daar winnen zij vaak hun zaak, maar dat leidt tot nieuwe vertragingen. Dat wringt.
De Franse magistraat Guy Canivet, voormalig eerste voorzitter van het Hof van Cassatie, zei: “Wij spreken recht met trillende handen.” Die voorzichtigheid, die Justitie moet kenmerken, lijkt soms zoek, ook in burgerlijke zaken. Alleenzetelende rechters spreken verreikende vonnissen uit, die bij voorraad uitvoerbaar zijn, ook in materies waarin er nog geen rechtspraak bestaat, maar juridisch belangrijke principes aan de orde zijn. Daarna is het jarenlang wachten op een beslissing in beroep. Die aanpak is een keuze geweest van de wetgever om de gerechtelijke achterstand te bestrijden. Zij blijkt vatbaar voor fundamentele kritiek en ondermijnt het vertrouwen in het rechtsstelsel. Dat moet herzien worden.
Vier, de communicatie vanuit het gerecht. Zeker in mediatiek gevoelige zaken is een goede communicatie meer dan ooit noodzakelijk. Recht valt niet samen met rechtvaardigheid, maar als de toepassing van het recht op gespannen voet staat met het rechtvaardigheidsgevoel is bijkomende aandacht onontbeerlijk.
Ten slotte nog dit. Napoleon liet zich ontvallen dat onderzoeksrechters de machtigste personen waren van zijn Rijk. Macht hebben zij inderdaad: zij beslissen over aanhoudingsmandaten of huiszoekingen. Zij kunnen levens breken. Oordeelkundigheid is dus van levensbelang. Hopelijk zijn onderzoeksrechters zich daarvan bewust, elke minuut van elke dag. Ik wens het hun graag toe want het belang van hun taak kan niet overschat worden.
0 reacties