Er was de afgelopen dagen flink wat gemor in advocatenkringen, al hebben buitenstaanders daar allicht niet veel van gemerkt. De aanleiding voor de frustratie was een door vele advocaten als Kafkaïaans aangevoelde maatregel van de fiscale administratie. Die zou op 1 april in werking treden, maar werd plots uitgesteld naar 1 september.
Pro Deo-vergoedingen
Voor wie de juridische wereld niet goed kent, is het daarom goed eerst even iets uit te leggen. Wie in ons land te weinig verdient om een advocaat te kunnen betalen kan een beroep doen op de “juridische tweedelijnsbijstand” (beter bekend onder de oude benaming “pro Deo advocaat”). De staat neemt dan de kosten van de advocaat ten laste. Hoeveel de advocaat daarvoor krijgt, weet hij doorgaans pas twee jaar later. De vergoeding is immers gekoppeld aan de aard van het werk dat hij levert (hij krijgt punten, afhankelijk van de zaak) maar is ook afhankelijk van hoeveel mensen beroep doen op die bijstand (het budget ligt immers op voorhand vast en als er veel zaken zijn moet het geld over meer zaken worden verdeeld). De vergoedingen zijn laag en worden pas achteraf uitbetaald. Traditioneel behoort het tot de morele verantwoordelijkheid van de advocatuur om aan iedereen juridische bijstand te verlenen, ook aan hen die daarvoor het geld niet hebben. Die bijstand is ook een grondrecht, gewaarborgd door de grondwet en internationale verdragen. Dat verklaart waarom de overheid dat ook financiert.
Btw
De Europese Commissie vindt dat het werk van advocaten een toegevoegde waarde heeft. Die erkenning is natuurlijk niet het probleem, maar wel de gevolgtrekking: er is dan ook een reden om daarop een belasting te heffen. Een belasting op de toegevoegde waarde. De btw dus.
Tot nu toe was er op die pro Deo-vergoedingen geen btw verschuldigd. De minister van Justitie liet weten dat de beslissing van de Europese Commissie geen nadeel mag toebrengen aan de burger en ook niet aan de advocaat. Die btw zou dus door de FOD justitie worden betaald aan de btw-administratie (dus aan de FOD Financiën). Dat is dus grotendeels een vestzak-broekzakoperatie, al is het natuurlijk zo dat een klein deeltje van de btw-inkomsten naar Europa vloeit. Ieder weldenkend mens zou het dan ook logisch vinden dat de ene administratie de btw dan maar naar de andere administratie zou doorstorten. “Verlegging van heffing” heet dat in het jargon. Een eenvoudige administratieve regel.
Kafka
Dat is zonder Kafka gerekend. Hoezo? Wel, de minister van Justitie heeft recent een remgeld ingevoerd. Wie een gratis advocaat krijgt, moet nog zelf een bijdrage leveren (€20 of €30). Het is een beetje zoals bij de dokter: niet gigantisch groot, maar toch een drempel. En nu schieten de Kafka-adepten wakker. De advocaat die € 20 voorschot ontvangt, krijgt al meteen een vergoeding voor zijn toegevoegde waarde en moet dus maar meteen 21 % doorstorten aan de btw-administratie. Twee jaar later zal de FOD justitie de advocaat die 21 % op de €20 terugbetalen, tenminste als de minister van Justitie zijn belofte nakomt.
De regeling zou op 1 april in voege treden, maar is op de laatste knip uitgesteld naar 1 september. Is het niet tijd dat de ministers van Justitie en Financiën even samenzitten om onderling af te spreken hoe de eerste de btw betaalt aan de tweede, zonder dat duizenden advocaten allerhande administratie moeten voeren voor virtuele vergoedingen? Of moet Kafka helpen om een andere agenda te verbergen? Wil de overheid via de btw misschien de rechtshulp aan minvermogenden aan banden leggen?
Hugo Lamon is advocaat.
0 reacties