Wanneer een echtgenoot een onroerend goed inbrengt in de huwelijksgemeenschap, wordt in het huwelijkscontract vaak voorzien dat die echtgenoot in geval van echtscheiding het onroerend kan terugnemen zonder hiervoor enige vergoeding verschuldigd te zijn. Is er dan ook geen registratiebelasting verschuldigd?
Gunstige evolutie rechtspraak
Een echtgenote had een perceel bouwgrond in de huwelijksgemeenschap ingebracht met de bedoeling daar de gezinswoning op te laten bouwen. In het huwelijkscontract werd bepaald dat de echtgenote in geval van echtscheiding het recht had de grond terug te nemen zonder hiervoor enige vergoeding verschuldigd te zijn, maar wel met een vergoeding aan de huwelijksgemeenschap voor de opgerichte gebouwen. Uiteindelijk kwam het tot een echtscheiding en de echtgenote oefende haar recht uit.
De Vlaamse Belastingdienst (hierin later gevolgd door het hof van beroep te Gent) was van oordeel dat de terugname van de grond door de echtgenote een verdeling uitmaakte, waarop het verdeelrecht van toepassing is. Doordat de echtgenote de keuze heeft om de grond al dan niet terug te nemen, heeft het beding niet langer automatisch uitwerking en kan dit niet als een ontbindende voorwaarde (de echtscheiding) worden gekwalificeerd.
In een arrest van 14 oktober 2021 heeft het Hof van Cassatie er anders over beslist: een toekomstige en voor partijen onzekere gebeurtenis kan geldig als ontbindende voorwaarde worden bedongen, ook al is haar uitwerking afhankelijk van de wilsuiting van de partij die zich verbindt. Het Hof van Cassatie heeft zich wel niet uitgesproken of dan enkel het algemeen vast recht van 50 euro van toepassing is. De zaak werd voor verdere behandeling verzonden naar het hof van beroep te Antwerpen, dat hierover zal moeten oordelen.
Vlaamse Belastingdienst wijzigt standpunt
De Vlaamse Belastingdienst heeft de uitkomst van deze procedure niet afgewacht en heeft haar eerder standpunt over de terugname van ingebrachte onroerende goederen intussen aangepast (standpunt nr. 15059 van 8 november 2021). Er wordt nu uitdrukkelijk erkend dat het ook in geval van een keuzerecht tot terugname om de vervulling van een ontbindende voorwaarde gaat, waarop volgens de Vlaamse Belastingdienst geen registratiebelasting verschuldigd is.
Bovendien heeft de Vlaamse Belastingdienst de visie van het Hof van Cassatie ineens ook doorgetrokken naar het beding van optionele conventionele terugkeer bij schenking (standpunt nr. 16030 van 8 november 2021). Dergelijk beding voorziet dat – wanneer de schenker hiervoor kiest – het voorwerp van de schenking terugkeert naar de schenker als de begiftigde vóór de schenker komt te overlijden. Voorheen beschouwde de Vlaamse Belastingdienst de optionele terugkeer als een last die aan de schenking was gekoppeld, die zij kwalificeerde als een overdracht onder bezwarende titel. Bij de terugkeer van onroerend goed was er hierdoor verkooprecht verschuldigd. Om dit verkooprecht te vermijden werd in de schenkingsakte vaak voorzien dat de schenker desgevallend ook een keuze had om niet het onroerend goed zelf, maar de tegenwaarde ervan terug te laten keren. Hierop is er immers geen verkooprecht verschuldigd. Nu de Vlaamse Belastingdienst ook erkent dat de optionele conventionele terugkeer bij een schenking als een ontbindende voorwaarde werkt, lijkt zij te aanvaarden dat desgevallend bij de terugkeer van een onroerend goed naar de schenker geen verkooprecht verschuldigd zal zijn.
0 reacties