Met de regelmaat van een klok zit justitie in de hoek waar de klappen vallen. Of dit terecht is of niet, kan pas beoordeeld worden wanneer men met volledige kennis van zaken en van het dossier, kennis kan nemen van alle feiten. Sommigen zijn evenwel niet gehinderd door enige dossierkennis of juridische kennis en menen nu al een oordeel te kunnen spreken. Hopelijk overkomt hen dit zelf nooit!
Justitie omvat veel actoren. Deze bijdrage gaat over de magistratuur(zetel) en meer bepaald over de onderzoeksrechter en de langdurige gerechtelijke onderzoeken. Ik ben niet gerechtigd om namens de magistratuur te spreken en voel mij daartoe ook niet geroepen. De waarheid heeft wel haar rechten. In deze bijdrage probeer ik uit te leggen hoe een gerechtelijk onderzoek verloopt, welke de oorzaken kunnen zijn van het lang aanslepen ervan en of er mogelijkheden bestaan om hierop toe te zien en eraan te verhelpen.
Hoe wordt een gerechtelijk onderzoek gestart en beëindigd?
Een gerechtelijk onderzoek kan gestart worden op verschillende manieren:
- een vordering van het openbaar ministerie (procureur des Konings);
- een burgerlijke partijstelling door een slachtoffer voor de onderzoeksrechter;
- betrapping op heterdaad;
- mini-instructie (vordering van het openbaar ministerie waarbij opdracht gegeven wordt tot uitvoeren van dwangmaatregelen, zoals lijkschouwing, opsporen elektronische communicatie enz.).
Mededeling aan en vordering door de Procureur des Konings
Eens het onderzoek af is, stuurt de onderzoeksrechter de zaak naar de procureur des Konings, die een vordering neemt. De procureur de Konings die honderden dossiers behandelt, moet de tijd krijgen om het dossier te bestuderen en een vordering te nemen.
Beslissing raadkamer
Eens de procureur des Konings een vordering heeft genomen, beslist de raadkamer (kamer van de rechtbank van eerste aanleg) over het uiteindelijk gevolg dat aan het gerechtelijk onderzoek wordt gegeven.
Wat gebeurt er wanneer de onderzoeksrechter het gerechtelijk onderzoek begint?
Afhankelijk van dossier tot dossier neemt hij de al reeds verzamelde gegevens (in het kader van een opsporingsonderzoek) door en kan hijzelf een aantal onderzoeksdaden stellen, zoals:
- verhoor van getuigen;
- verhoor van de inverdenkinggestelde;
- afleveren van een bevel tot aanhouding;
- wedersamenstelling;
- huiszoeking;
- aanstelling van deskundigen, zoals lijkschouwing, wapendeskundige, branddeskundige enz.;
- gebruik maken van bijzondere opsporingsmethoden;
- enz.
Hoe geeft de onderzoeksrechter opdrachten aan de politie?
De onderzoeksrechter maakt gebruik van kantschriften (vorderingen) om opdrachten te geven aan de politie om bepaalde onderzoeksdaden uit te voeren. Tussen het uitschrijven van een kantschrift en het uitvoeren van deze opdrachten door de politie kunnen enkele weken soms zelf maanden verlopen. De lokale recherche, de federale recherche en gespecialiseerde diensten waarop de onderzoeksrechter beroep kan doen, werken immers niet alleen voor hem maar ook voor de Procureur des Konings en andere diensten. De Procureur des Koning staat daarbij dichter bij de politiediensten dan de onderzoeksrechter. Indien de uitvoering van de opdrachten door de politie te lang aansleept, kan de onderzoeksrechter één of meerdere herinneringen sturen.
Hoe komt het dat de uitvoering van opdrachten lang kan aanslepen?
De onderzoeksrechter kan niet zomaar aan de politie bevelen om de opdracht tegen een bepaalde datum uit te voeren, uitzonderingen niet te na gesproken. Wat meestal niet gekend is, is dat er slechts een bepaald percentage recherchecapaciteit ter beschikking is om opdrachten uit te voeren van de onderzoeksrechter of van de Procureur des Konings. Dit percentage is vrij laag.
Om een voorbeeld te geven: wanneer een lokaal politiekorps 25 man telt, dan kan de lokale recherche beperkt zijn tot bijvoorbeeld 4. Dezelfde redenering geldt voor de federale recherche. De politie heeft immers ook andere taken en voert ook opdrachten uit voor de Procureur des Konings en andere onderzoeksrechters. Indien er meer capaciteit van de politie ter beschikking zou zijn (zowel lokaal als federaal), zouden een aantal opdrachten veel vlugger kunnen uitgevoerd worden.
Welke andere redenen zijn er voor het langdurig aanslepen van onderzoeken?
Andere redenen kunnen zijn:
- de complexiteit van de zaak (zowel inhoudelijk als wanneer er meerdere verdachten zijn);
- criminaliteit die zich buiten de grenzen van het land afspeelt;
- het gebruik van bepaalde opsporingsmethoden (onderzoek van boekhouding, onderzoek van bankgegevens, opsporen van elektronische communicatie, ingewikkelde deskundige verslagen enz);
- uitvoering van rogatoire opdrachten door buitenlandse diensten (onderzoeken in het buitenland die gemakkelijk minimum 6 maanden tot één of meerdere jaren kunnen duren);
- de aanstelling van een deskundige en het wachten op het verslag van deze deskundige (die dikwijls zelf eerst wachten op de uitvoering van bepaalde opdrachten door de onderzoeksrechter). De meeste deskundigen voeren de opdrachten in bijberoep uit en zijn onderbetaald;
- de aanstelling van een college van deskundigen (meestal 3 personen) die partijen moeten uitnodigen, onderling moeten vergaderen en tot een overeenkomst komen, hetgeen gemakkelijk 6 maanden tot een jaar of meer kan duren;
- de onderzoeksrechter die het onderzoek onvoldoende in het oog houdt, wegens bijvoorbeeld te veel andere zaken of gebrek aan toezicht;
- de vraag van de inverdenkinggestelde, de burgerlijke partij enz. voor het uitvoeren van bepaalde bijkomende onderzoeksdaden en de procedure die daarbij moet gevolgd worden, dit zowel tijdens het gerechtelijk onderzoek als wanneer de zaak wordt opgeroepen voor de raadkamer (zie hierna);
- de onderbemanning van de politiediensten die de gerechtelijke opdrachten moeten uitvoeren;
- de aanstelling van tolken voor weinig voorkomende talen;
- het uitschrijven van elektronische communicatie;
- het niet ter beschikking zijn van het dossier in geval van aangehoudenen, omdat het ter inzage moet gelegd worden van de verdediging bij de beoordeling door de raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstelling;
- enz.
Hoe wordt de duur van een gerechtelijk onderzoek berekend?
Het begin van het gerechtelijk onderzoek:
- de vordering van het openbaar ministerie, de burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter, de ontdekking op heterdaad en het mini-onderzoek.
Het einde van het gerechtelijk onderzoek:
- de dag waarop de raadkamer beslist dat het onderzoek volledig is en een uiteindelijke wending geeft (buitenvervolgingstelling, ontslag, verwijzing naar de rechtbank enz.).
Bijkomende onderzoeksdaden
Op verschillende tijdstippen in het gerechtelijk onderzoek, kunnen de inverdenkinggestelde, de burgerlijke partij en diegene die een verklaring van benadeelde heeft afgelegd bijkomende onderzoeksdaden vragen waarbij een ganse procedure moet gevolgd worden met mogelijkheid tot hoger beroep. Dit kan op 2 tijdstippen:
- tijdens het gerechtelijk onderzoek en om de drie maanden;
- wanneer de zaak voor de raadkamer wordt opgeroepen.
Tenslotte kan de raadkamer ook beslissen dat een onderzoek niet volledig is. Zij kan geen opdrachten geven aan de onderzoeksrechter maar vaststellen dat het onderzoek “niet in staat van wijzen is”. Telkens wanneer bijkomende onderzoeksdaden gevraagd worden, moet een hele procedure gevolgd worden evenals de door de wet voorziene termijnen gerespecteerd worden.
Welke middelen bestaan er om in te grijpen tegen langdurige onderzoeken (+ 1 jaar)?
Er bestaan verschillende middelen om in te grijpen tegen langdurige onderzoeken:
- in eerste instantie kan de onderzoeksrechter herinneringen sturen aan de politiedienst aan wie hij de uitvoering van bepaalde opdrachten heeft gegeven;
- de kamer van inbeschuldigingstelling (K.I.) (afdeling van het Hof van Beroep) kan aan de Procureur-Generaal vragen (niet bevelen) om verslag uit te brengen over de stand van een zaak (bijvoorbeeld wanneer deze te lang aansleept) (artikel 136 lid 1 Wetboek van Strafvordering);
- als het onderzoek langer dan een jaar duurt, kan de zaak bij de K.I. ook aanhangig gemaakt worden door een verzoekschrift van de inverdenkinggestelde maar ook van de burgerlijke partij (artikel 136 lid 2 Wetboek van Strafvordering);
- de Procureur-Generaal kan de zaak ook voorleggen aan de K.I. zelfs wanneer het onderzoek nog geen jaar aan de gang is (artikel 136bis lid 2 Wetboek van Strafvordering);
- de K.I. kan het onderzoek zelfs overnemen en een lid aanstellen om het onderzoek verder uit te voeren.
Hoe kan men precies meten in hoeverre een onderzoek te lang aansleept en dat al dan niet aan de onderzoeksrechter is te wijten?
Dit kan zeer eenvoudig. Men noteert de datum van elke opdracht van de onderzoeksrechter en de datum van binnenkomst van de uitgevoerde opdrachten en dit voor alle door hem uitgeschreven opdrachten. Op het einde van het gerechtelijk onderzoek telt men het volledig aantal dagen van het gerechtelijk onderzoek, verminderd met het aantal hierboven vermelde dagen en de dagen waarop de onderzoeksrechter geen meester was van het dossier, omdat opdrachten uitgevoerd worden of het dossier niet ter beschikking was (bij aangehoudenen ingevolge de procedure voor de raadkamer en de K.I.). De methode is niet volledig sluitend maar zal bij benadering een zeer goed beeld geven of de onderzoeksrechter wel voldoende diligent is geweest.
Hoe kan de lange duur van het onderzoek vermeden worden?
Er zijn voldoende controlemechanismen om de onderzoeksrechter, als hij een fout heeft begaan, op de vingers te tikken en hem zelfs het onderzoek te onttrekken. Er mag evenwel niet uit het oog verloren worden dat de wet een aantal termijnen voorziet die moeten gerespecteerd worden teneinde de belangen van alle partijen te eerbiedigen. Ook die moeten meegerekend worden in de uiteindelijke duur van het gerechtelijk onderzoek. Daarnaast moet er meer aandacht zijn voor:
- meer recherchecapaciteit (zowel lokaal als federaal);
- het afstemmen van de ICT van de verschillende betrokken instanties zodat uitgevoerde opdrachten veel vlugger elektronisch kunnen uitgewisseld worden;
- de deskundigen en de tolken die in een aantal gevallen onderbetaald worden – en in veel gevallen zelfs veel te laat betaald worden na de uitvoering van hun opdracht – zodat zij afhaken;
- het opvullen van het wettelijk kader van de magistratuur dat bewust niet meer volledig wordt ingevuld sedert jaren;
- de onderzoeksrechter die in de meeste gevallen zwaardere en complexe dossiers moet beheren, waarbij steeds meer opleidingen nodig zijn om het dossier te doorgronden;
- de databank met deskundigen en tolken, die op zijn zachtst uitgedrukt nog verre van optimaal werkt.
Besluit
Langdurige onderzoeken komen helaas meer en meer voor door allerlei factoren. De onderzoeksrechter beschikt slechts over een beperkte onderzoekscapaciteit voor het laten uitvoeren van zijn opdrachten en komt soms in een wachtrij met de opdrachten van de Procureur des Konings.
De duur hangt in niet onbelangrijke mate ook af onder meer van de politie en de aangestelde derden/deskundigen. De onderzoeksrechter kan ook zelf in de fout gaan door onvoldoende toezicht op zijn onderzoek. Bij langdurige onderzoeken of onvoldoende diligentie van de onderzoeksrechter kunnen verschillende personen evenwel ingrijpen:
- de onderzoeksrechter zelf en de Procureur des Konings (door de onderzoeksrechter een herinnering te sturen);
- de kamer van inbeschuldigingstelling op eigen initiatief;
- de kamer van inbeschuldigingstelling op initiatief van de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij;
- de Procureur-Generaal (al dan niet na verzoek van de Procureur des Konings).
Ten aanzien van de onderzoeksrechter kunnen in geval van fouten sancties opgelegd worden door de tuchtrechtbank. Daarnaast bestaat ook de mogelijkheid zijn mandaat niet te verlengen.
waar zitten die magistraten eigenlijk