In het kader van de strijd tegen de internationaal georganiseerde fiscale fraude werden de onderzoeks- en aanslagtermijn inzake inkomstenbelastingen recent verlengd tot 10 jaar.
Achtergrond
Naar aanleiding van de parlementaire onderzoekscommissie naar de grote fiscale fraude dossiers werd de aanbeveling geformuleerd om binnen de vijf jaar te evalueren of de toenmalige verlenging van de verjaringstermijn tot zeven jaar voldoende was om fraude tegen te gaan. Tijdens dat onderzoek had men immers vastgesteld dat de destijds onderzochte dossiers veel tijd in beslag namen ten gevolge van de complexiteit van de dossiers, het aantal actoren, de te volgen procedures, enz.
In de Panamacommissie werd opgemerkt dat deze evaluatie tot nog toe niet heeft plaatsgevonden, hoewel de hierboven aangehaalde problemen zich blijven stellen. Bovendien hebben de Panama Papers aangetoond dat in het buitenland ondergebrachte vermogens soms zeer lang aan het zicht van de fiscus kunnen ontsnappen. Daarom werd beslist om de aanslagtermijn voor dergelijke zaken te verlengen tot 10 jaar, gelijk aan de gemeenrechtelijke verjaringstermijn. De verlenging van de aanslagtermijn impliceert logischerwijze een samenhangende verlenging van de onderzoekstermijnen.
De verlengde onderzoeks- en aanslagtermijn
Wanneer door een belastingplichtige gebruik wordt gemaakt van een juridische constructie in een belastingparadijs die ertoe strekt de herkomst of het bestaan van zijn vermogen te verhullen, bedraagt de onderzoeks- en aanslagtermijn voortaan 10 jaar.
Geviseerd worden de juridische constructies in landen die zijn opgenomen in de lijst van landen zonder of met een lage belasting bedoeld in artikel 307, § 1/2, derde lid van het WIB. De landen waarmee een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting werd gesloten en waarbij deze overeenkomst of enig verdrag in de uitwisseling van inlichtingen voorziet die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van de nationale wetten van de overeenkomstsluitende staten, worden niet geviseerd.
Voor de definitie van juridische constructie wordt verwezen naar artikel 2, § 1, 13° van het WIB.
Indien de fiscus deze verlengde termijn wenst te gebruiken, dient zij op straffe van nietigheid een voorafgaande schriftelijke melding aan de belastingplichtige te richten waarin de aanwijzingen van belastingontduiking voor het bedoelde tijdperk op nauwkeurige wijze worden vermeld.
Deze maatregel is in werking getreden op 1 april 2019.
0 reacties