Fleer op één. In Fleer op één reflecteert elke eerste van de maand een gerenommeerd rechtsdenker over justitie in België en daarbuiten. Prof. dr. Frank Fleerackers, hoogleraar Rechtsdenken aan de KULeuven, verwoordt verbatim het recht van de filosoof. Deze maand over recht en rede.
Mens in recht en rede
De hedendaagse rechtstheoreticus John Finnis ondernam een poging om mensenrechten en natuurlijke rechten uit de klauwen van het kritische rechtspositivisme te redden, waar dit positivisme er niet in slaagt de rede als rechtsgronding te doen ingang vinden. Finnis voorzag enkele absolute mensenrechten, zoals: “the right not to have one’s life taken directly as a means to any further end” of “the right not to be deprived, or required to deprive oneself, of one’s pro-creative capacity”.[1]
Hij gaf toe dat eerdere natuurrechtstheoretici zijn “requirements of practical reasonableness”, zoals hij deze rechten noemt, niet of slechts in beperkte mate deelden. Finnis behoort tot de natuurrechtelijke traditie, zonder twijfel, waar hij geen diepere verklaring wenst te geven voor zijn basiswaarden. Deze zijn volgens hem nu eenmaal “self-evident” en kunnen niet ontkend worden. Zo hekelde hij iemand die de basiswaarde kennis zou willen ontkennen als: “implicitly committed to the proposition that he believes his assertion is worth making, and worth making qua true; he thus is committed to the proposition that he believes the truth is a good worth pursuing or knowing. But the sense of his original assertion was precisely that truth is not a good worth pursuing of knowing.” Naast kennis onderschrijft Finnis ook volgende basiswaarden: leven, spel, esthetisch ervaren, vriendschap, religie en, ten gronde, praktische redelijkheid. Deze laatste waarde slaat de brug naar het rechtspositivisme: “the basic good of being able to bring one’s own intelligence to bear effectively … on the problems of choosing one’s actions and life-style and shaping one’s own character.”
Tegelijk werd Finnis om zijn analytische geest door rechtspositivisten als H.L.A. Hart geprezen, net omdat hij een soort gerationaliseerd natuurrechtsdenken aanhing, waarin de rede meer dan ooit een centrale plaats en een specifieke omschrijving verwierf als practical reasonableness. Finnis is in deze een brugfiguur, die ons toelaat te beklemtonen hoezeer het natuurrechtsdenken én het rechtspositivisme de rechtseffectiviteit willen gronden in een essentie van menselijkheid, tegenwoordig in de rechten van de mens. Beide invalshoeken blijken bovendien een appèl aan de rede te verwoorden, waarbij de ene de rede hanteert als haast vanzelfsprekend instrument om de menselijke natuur te onderkennen, en de andere diezelfde rede aanwijst als menselijke capaciteit ter aanvaarding van een beter of effectiever inzicht. Voor het natuurrechtsdenken én voor het rechtspositivisme geldt dus, hoezeer ook de tweede school zich tegen de morele rechtsinhouden van de eerste heeft uitgesproken, dat de rede als kenvermogen van de mens en als kenmerk van menselijkheid gerationaliseerd, ja zelfs gesublimeerd wordt.
0 reacties