Fleer op één. In Fleer op één reflecteert elke eerste van de maand een gerenommeerd rechtsdenker over justitie in België en daarbuiten. Prof. dr. Frank Fleerackers, hoogleraar Rechtsdenken aan de KULeuven, verwoordt verbatim het recht van de filosoof. Deze maand over misdaden of misdrijven tegen de menselijkheid.
Menselijkheid
Sinds enige tijd is er letterlijk geen sprake meer van misdrijven of misdaden tegen de mensheid. De woorden humanity en humanité worden nu vertaald als menselijkheid. Vraag is welke inhoudelijke betekeniswijziging onderhuids heeft plaatsgevonden. Taalridders werpen op dat de term mensheid het hele mensdom omvat, terwijl menselijkheid veeleer de menselijke eigenschap verwoordt.[1] En hoe kan men misdrijven plegen tegen een eigenschap? Anderzijds zijn misdrijven tegen de mensheid ook weer niet gericht op het mensdom in zijn geheel. Filosofisch is het onderscheid relevant, in zoverre de zoektocht naar een grondend principe voor samenleving en recht uiteindelijk en telkens opnieuw op ons menszijn stuit, als ultieme reddingsboei voor een exponentieel groeiend individualisme. Evenzo is de betekenisverschuiving van mensheid naar menselijkheid interessant, omdat de laatste term idealiter wijst op het bestaan van een kenmerk dat de eerste term typeert en verduidelijkt.
Sinds enige tijd is er letterlijk geen sprake meer van misdrijven of misdaden tegen de mensheid. De woorden humanity en humanité worden nu vertaald als menselijkheid.
Vandaar ook de historische interesse van rechtsdenkers voor de rechten van de mens. De facto hebben deze mensenrechten in zowat elke rechtstheorie als toetssteen gediend voor de legitimiteit van een rechtssysteem. Of hiervoor nu de natuur gespiegeld werd, of de rede gerationaliseerd, feit is dat de test van een rechtsdenken doorheen de eeuwen op het vlak van de mensenrechten uitgevoerd werd. Ziedaar de probleemstelling: welke normen of waarden dient het recht als diepmenselijk te erkennen en beschermen? Liggen deze inderdaad in de natuur van de mens verscholen en kunnen we ze met een geoptimaliseerd instrumentarium herkennen alvorens tot erkenning over te gaan?
Indien dit zo is, zal de aanvaarding ervan op weinig weerstand stuiten: niets menselijks is de mens vreemd. Gesteld dat een accurate weerspiegeling van dergelijke natuurlijke waarden in het recht mogelijk lijkt, volstaat het voor de effectiviteit van dat recht om eenvoudigweg door te verwijzen, teneinde medemensen tot regelopvolging te overtuigen. Gesteld daarentegen dat het niet mogelijk is de essentie van menselijkheid in de universele natuur te ontginnen, aangezien mensen op dit vlak nu eenmaal van mening verschillen, bewandelen liberalisme annex rechtspositivisme een andere weg: die van de rede, die de mens ertoe aanzet bepaalde waarden als grondwaarden te aanvaarden. Dat deze andere weg de gebreken van de natuurrechtelijke visie niet vermijdt, moge blijken uit de vaststelling dat de rede als diepmenselijke capaciteit geponeerd wordt, wat evenzeer een natuurrechtelijke vooronderstelling weerspiegelt. Overigens, dat de rede tot effectieve overtuiging in staat is, wordt niet betwist. Wel wordt hier geopperd dat diezelfde rede bij diepgravende geschillen niet in staat is om verschillende overtuigingen te overbruggen of te verenigen. En wanneer geschillen een onderliggend verschil met betrekking tot de menselijke grondwaarden betreffen, faalt de rede het zwaarst, hoewel de verwachting net in die gevallen het hoogst is. Doch dat alom gestreefd wordt naar een definitie van wat menselijk is, naar wat als dusdanig door de hele mensheid gedeeld zou worden, staat buiten kijf. Toch blijft het een illusie te denken dat we door heldere observatie, middels de rede, een aantal grondwaarden voor eenieder plausibel kunnen maken.
Frank Fleerackers
0 reacties