Heeft uw vennootschap nog oude voorlopig vrijgestelde reserves op het passief van de balans staan? Dan hebben we goed nieuws voor u! In 2021 kunnen deze reserves namelijk aan een gunsttarief van 15% of zelfs 10% worden belast, in plaats van aan het vroegere maximumtarief van 33,99%. Wat zijn de voorwaarden? En over welke vrijgestelde reserves gaat het precies? Wij zochten het uit.
Wat zijn vrijgestelde reserves?
Vrijgestelde reserves zijn winsten waarop u in het verleden geen vennootschapsbelasting heeft betaald, denk bijvoorbeeld aan investeringsreserves. Zolang de reserve geboekt blijft, blijven deze reserves vrijgesteld van belastingen. Wanneer de reserve teruggenomen wordt, bijvoorbeeld om dividenden uit te keren of bij liquidatie van de vennootschap, moet er alsnog vennootschapsbelasting worden betaald. Wie de vrijgestelde reserves vervroegd mobiliseert (of met andere woorden terugneemt), kan in boekjaar 2020 en 2021 (respectievelijk aanslagjaar 2021 en 2022) bepaalde vrijgestelde reserves laten belasten tegen een gunsttarief.
Over welke vrijgestelde reserves gaat het?
Niet alle vrijgestelde reserves komen in aanmerking voor het gunsttarief. Concreet gaat het om volgende vrijgestelde reserves:
- investeringsreserves die aangelegd werden vóór 1 januari 2017;
- bepaalde verwezenlijkte meerwaarden, behalve de meerwaarde op bedrijfsvoertuigen, binnenschepen of zeeschepen en de gespreid te belasten meerwaarden;
- vrijgestelde reserves die afkomstig zijn uit de 120%-aftrek voor onder andere beveiliging en elektrische voertuigen;
- vrijgestelde reserves van inschakelingsbedrijven.
Hoeveel bedraagt het gunsttarief?
De vrijgestelde reserves die onder dit systeem vallen, worden onderworpen aan een tarief van 15%. Dit tarief wordt verder verlaagd tot 10% wanneer het bedrag opnieuw geïnvesteerd wordt tijdens hetzelfde belastbare tijdperk in materiële of immateriële vaste activa. Deze investeringen zijn onderworpen aan een aantal voorwaarden. Het moet gaan om:
- materiële of immateriële vaste activa (uitgezonderd personenwagens, auto’s voor dubbel gebruik en lichte vrachtauto’s);
- die afschrijfbaar zijn; en
- die niet als herbelegging worden aangemerkt voor de regeling inzake gespreide belasting van meerwaarde en vrijstelling meerwaarden op bedrijfsvoertuigen.
De investeringen moeten gebeuren in hetzelfde belastbaar tijdperk als dat waarin de belastbare opneming plaatsvindt. Ze hoeven niet nieuw te zijn en moeten ook niet worden aangehouden voor een bepaalde termijn.
Griet Pelgrims, Accountant – Belastingconsulent
0 reacties