Op 25 november 2020 nam de EU een richtlijn aan die lidstaten verplicht om ‘class actions’ of groepsvorderingen ter bescherming van consumenten mogelijk te maken op hun grondgebied. In België kennen we sinds september 2014 al een vorm van class action. De omzetting van deze nieuwe richtlijn hoeft in België dus geen grote wijzigingen met zich mee te brengen.
Waarom een Europese ‘class action’?
In 2013 al vaardigde de Europese Commissie een aanbeveling uit aan alle EU-lidstaten om representatieve vorderingen tot collectief herstel mogelijk te maken. 19 van de toen nog 28 lidstaten – waaronder België, maar ook de meeste van onze buurlanden – hebben intussen dan ook een vorm van groepsvordering in hun rechtsysteem. De verschillen tussen de verschillende ‘class actions’ zijn echter groot.
Bij de vaststelling van deze grote verschillen evenals van de omstandigheid dat de kans op massaschade toeneemt samen met de digitalisering en de globalisering, besliste de Europese Commissie dat het tijd was om werk te maken van een Europese ‘class action’. Het leek haar de manier om aan de consument een effectieve toegang tot justitie te garanderen en om de handhaving van de Europese consumentenwetgeving doeltreffender te maken.
Toch voorziet de richtlijn niet in een volledige harmonisatie. Er blijft nog veel vrijheid voor de lidstaten. De richtlijn moet omgezet worden naar Belgisch recht tegen Kerstmis 2022.
Wat verandert de nieuwe richtlijn voor België?
De Belgische ‘vordering tot collectief herstel’ (2014) lijkt, op het eerste zicht, te voldoen aan de meeste voorwaarden van de nieuwe EU-richtlijn. Deze voorziet dat elke lidstaat mogelijk moet maken dat consumentenorganisaties een groep consumenten vertegenwoordigen voor de rechter, wanneer deze consumenten schade hebben geleden als gevolg van de schending van de EU-consumentenwetgeving. Consumenten moeten op deze manier zowel de staking van het schadelijke gedrag, als een schadevergoeding kunnen vragen. Er zijn een aantal specifieke maatregelen qua bewijsvergaring en verjaring. Bovendien moeten ondernemingen die de maatregelen die de rechter beveelt, niet naleven, daarvoor gestraft kunnen worden. Het gaat telkens om elementen die op de ene of de andere manier al geregeld zijn in het Belgische recht. Op sommige vlakken gaat de Belgische wetgeving zelfs verder. Zo kan in België ook een groep kmo’s een ‘class action’ instellen. Toch valt het af te wachten op welke manier de Belgische wetgever de richtlijn zal omzetten. De richtlijn laat immers nog heel wat opties open. Zo kunnen lidstaten bijvoorbeeld de financiering van een class action door derde partijen (‘Third party funding’) mogelijk maken, mits ze een aantal garanties inbouwen.
Het VBO is nooit een voorstander geweest van een class action. Daarom blijft het de waarborgen tegen de Noord-Amerikaanse excessen, die vervat zitten in zowel de Belgische wetgeving als in de nieuwe EU-richtlijn erg belangrijk vinden. Bovendien is harmonisatie tussen de lidstaten belangrijk om forumshopping te vermijden. Het VBO pleit er dan ook voor dat de Belgische wetgever de richtlijn zo getrouw mogelijk omzet en de bestaande Belgische wetgeving niet meer aanpast dan strikt noodzakelijk.
Anneleen Dammekens, adviseur/bedrijfsjurist, Competentiecentrum Recht & Onderneming van het VBO
0 reacties