Bij de federale regeringsverklaring (parlementaire stukken Kamer 14 oktober 2014) sprak minister van Justitie Geens over “de sprong naar het recht voor morgen”: een nieuw strafwetboek en een nieuw wetboek van strafvordering, maar ook de creatie van een nieuw wetboek van strafuitvoering.
De wet van 2006
Nochtans hebben we inzake de strafuitvoering de wet van 17 mei 2006. Deze wet kwam tot stand naar aanleiding van de misdrijven gepleegd door Marc Dutroux, een voorwaardelijk in vrijheid gestelde die zonder enige vorm van controle opnieuw in de maatschappij functioneerde. De voorwaardelijke invrijheidstelling, destijds nog gebaseerd op de wet Le Jeune, werd meteen aangepakt, hetgeen uiteindelijk pas 10 jaar later leidde tot voornoemde wet van 2006. De doelstelling van de wetgever was om de voorwaardelijke invrijheidstelling uit handen te nemen van de uitvoerende macht en enkel nog de rechterlijke macht te laten tussenkomen bij de strafuitvoering. De ambitie van de wetgever in 2006 was zeer hoog, alle straffen dienden te worden uitgevoerd en alle voorwaardelijke invrijheidstellingen dienden beoordeeld en gecontroleerd te worden door een rechtbank.
Deze doelstelling bleek meteen te hoog gegrepen, waar moesten immers plots al deze gestraften naartoe, nu de gevangenissen reeds meer dan overbevolkt waren? Het gevolg was een bijzondere ingreep: de wet zou niet worden toegepast voor straffen tot 3 jaar. Dit betekent dat tot op heden voor straffen die 3 jaar niet overschrijden systematisch en zonder ernstig onderzoek elektronisch toezicht wordt toegekend door de gevangenisdirecteur, behalve bij zedendelicten.
De “nieuwe” plannen
In voornoemde regeringsverklaring wordt dit probleem aangekaart en stelt de minister in veelbelovende bewoordingen dat het nieuw wetboek van strafuitvoering hierin verandering zal brengen en de externe rechtspositie van alle veroordeelde gedetineerden zal regelen. Zo zal de invrijheidstelling pas mogelijk zijn na het ondergaan van de helft van de straf en niet langer na één derde zoals destijds nog in de wet Le Jeune bepaald was. Maar voor het overige blijkt het veeleer oude wijn in nieuwe zakken. Het nieuw wetboek van strafuitvoering zal immers het verschil tussen straffen onder en boven de drie jaar wettelijk verankeren, weze het met de cryptische opmerking dat over deze cesuur van 3 jaar nog kan gedebatteerd worden. De nieuwe wet zal voorzien dat bij die veroordeelden met straffen tot 3 jaar de gevangenisdirecteur zal blijven instaan voor de beslissing, de strafuitvoeringsrechter enkel nog indien de directeur de invrijheidstelling afwijst. Het blijft in essentie dus een beslissing buiten de rechterlijke macht, was dat net niet de grote kritiek op het oude systeem ten tijde Dutroux?
Deze gevangenisdirecteur zal bovendien enkel kunnen beslissen indien het reclasseringsdossier volledig in orde is. De wetgever vergeet echter dat straffen tot 3 jaar ongeveer 85% uitmaken van alle uitgesproken straffen. Op welke wijze gaat de gevangenisdirecteur dit dan doen? Het is utopisch te denken dat er voldoende personeel beschikbaar zal zijn om elk dossier van elke gedetineerde tijdig af te werken.
Bovendien gaat de minister er dus van uit dat iedereen wordt opgesloten, en dit minstens voor de helft van de opgelegde straf, tot de gevangenisdirecteur beslist heeft. Waar gaat men al deze mensen onderbrengen? Over dit alles leest men nauwelijks iets, behalve dat de rechters ten gronde de gevangenisstraf enkel nog als ultimum remedium mogen beschouwen…
De harde cijfers
En wat met die 15% die gestraft zijn met een gevangenisstraf boven de drie jaar? Voor hen blijft alles hetzelfde, weze het dat ook zij dus minstens de helft van hun straf moeten uitzitten. Ook hier is de regering blind voor de cijfers … De termijn die deze gedetineerden bovenop hun toelaatbaarheid voor voorwaardelijke invrijheidstelling uitzitten is doorheen de jaren alleen maar toegenomen. Meer nog, de invrijheidstelling bij strafeinde en dus zonder enige voorwaarde of controle, wint opnieuw aan betekenis.
Cijfers tonen aan dat van die 15% waarover een rechter beslist, de facto slechts de helft onder het systeem van een voorwaardelijke invrijheidstelling terechtkomt, de andere helft kiest gewoon voor strafeinde. De wet van 2006 die ervoor moest zorgen dat gevangenen na hun invrijheidstelling werden opgevolgd door de rechterlijke macht om drama’s zoals die van de zaak Dutroux te voorkomen, schiet haar doel dus volledig voorbij vermits geen 10% van alle gestraften onder het rechterlijk controlesysteem van de VI terechtkomt.
Dit zal onder het nieuwe wetboek van strafuitvoering niet anders zijn. Het is immers duidelijk dat een groot deel van de gevangenen er niet in slaagt hun reclassering op een geloofwaardige en behoorlijke wijze voor te bereiden en zij dus beslissen om gewoon tot de laatste dag van hun straf in de gevangenis door te brengen om dan zonder verdere controle opnieuw in onze maatschappij terecht te komen. Behoeft dit verwondering? Is het geen contradictio in terminis om enerzijds te werken met een gevangenissysteem dat uitgaat van eenzame opsluiting om tegelijkertijd te verwachten dat deze mensen hun vrijheid voorbereiden en in staat zijn opnieuw op een normale wijze in de maatschappij te functioneren na deze opsluiting?
De minister spreekt als alternatief over de plaatsing in een zogenaamd transitiehuis waarbij gevangenen verblijven buiten de klassieke gevangenisomgeving. Een detentie in een kleinere omgeving met meer openheid naar de samenleving toe, zoals reeds in Scandinavische landen met succes gehanteerd wordt, is zeker toe te juichen. Maar in hoeverre bestaat hierover een brede maatschappelijke consensus en is deze ene paragraaf in de regeringsverklaring niet veeleer een doekje voor het bloeden?
De noodzaak van een grondige mentaliteitswijziging
De houding van de overheid en bij uitbreiding de ganse maatschappij zal dan immers op fundamentele wijze moeten veranderen. Zo werd in het voorjaar 2014 met veel uiterlijk vertoon de gevangenis van Beveren ingehuldigd. Buiten het feit dat deze gevangenis werkt met hernieuwbare energie, automatische lichtsensoren, grote glaspartijen met zicht op groen, dit alles afgewerkt met een vleugje kunst, is er weinig nieuws onder de zon. Deze hypermoderne betonnen constructie blijkt gebaseerd op de principes van Ducpétiaux. Men kan toch niet verwachten dat men in 21ste eeuw vasthoudt aan de filosofie van deze stervormige gevangenissen waarbij de visie op vrijheidsbeneming deze was van de solitaire afzondering en het tot inkeer komen doormiddel van religieuze contemplatie… In dergelijke mensenmagazijnen zal het aantal gedetineerden die strafeinde doen, alleen maar toenemen.
Meer nog, op 22 maart 2017 werd een wetsvoorstel ingediend met als doel de tijdsvoorwaarden om in aanmerking te komen voor voorwaardelijke invrijheidstelling gevoelig op te trekken. Aldus wordt in strijd met de regeringsverklaring (!) voorgesteld dat minstens drie vijfde van de straf dient te worden ondergaan, bij recidive drie vierde tot zelfs vier vijfde …
Ik ben dus weinig hoopvol gestemd over de noodzakelijke mentaliteitswijziging inzake strafuitvoering.
Een gedetineerde verwoordde het als volgt: “dat doet een gevangenis volgens mij met mensen: het vervormt de mensen, die kleine gesloten wereld met zijn eigen regeltjes die absoluut niet en zelfs niet van ver ook maar enige overeenkomst vertoont met het dagelijkse leven buiten de muren.”
Men moet stoppen met populistische praatjes, gevoed door electoraal belang, en veeleer op intellectueel eerlijke wijze nadenken over het nut en de betekenis van een gevangenisstraf vooraleer men opnieuw begint te bouwen. Buiten de aangekondigde plannen in het regeerakkoord blijft het echter stil. Het brede maatschappelijk debat over de strafuitvoering moet echter nu gevoerd worden zodat er een brede consensus kan ontstaan omtrent de wijze waarop we met straffen en gedetineerden in onze huidige rechtstaat moeten omgaan om daarna op het terrein actie te nemen.
Zoniet zal voor een moderne strafuitvoering de sprong naar het recht voor morgen, niet eens voor overmorgen zijn.
John Maes is strafpleiter en advocaat bij Metis Advocaten.
Bent u benieuwd naar meer artikels van deze auteur? Lees hier een eerdere publicatie van mr. John Maes over de kasteelmoord en het arrest Riahi. Bovenaan het artikel vindt u daarenboven steeds het bijhorende video-interview met mr. Maes. Meer interviews over strafuitvoering en vele andere juridische onderwerpen kan u bekijken op advocatennet.be.
0 reacties