Wie houder is van een buitenlandse rekening dient het bestaan ervan evenals in voorkomend geval de buitenlandse roerende inkomsten aan te geven in zijn Belgische aangifte in de personenbelasting. Wanneer deze aangifteverplichtingen niet of niet volledig zijn gerespecteerd, betekent dit geenszins een vrijgeleide voor de fiscus om een belastingverhoging van 50% toe te passen.
Belgische fiscus steeds meer op de hoogte dankzij CRS-fiches
De internationale gegevensuitwisseling is de laatste jaren zoals bekend sterk geëvolueerd. Vanuit het buitenland (Frankrijk, Zwitserland, Luxemburg, etc.) wordt via de zogenaamde CRS-fiches vlot gerapporteerd aan de Belgische overheid omtrent het bestaan en de saldi van buitenlandse rekeningen waarvan Belgisch rijksinwoners titularis zijn. De Belgische fiscus is met andere woorden meer en meer op de hoogte van de financiële inlichtingen van buitenlandse oorsprong.
Het bestaan van een buitenlandse rekening moet worden gemeld in de Belgische aangifte personenbelasting. Evenzeer moeten de in België belastbare buitenlandse roerende inkomsten voor hun nettobedrag (na aftrek van de in het buitenland ingehouden belasting) in België worden aangegeven. Bij vergelijking met de CRS-fiches en desgevallend na nader onderzoek van de buitenlandse financiële inlichtingen kan de Belgische administratie vaststellen of de buitenlandse inkomsten niet volledig zijn aangegeven.
Belastingverhoging bij niet-aangifte of onvolledige aangifte
Bij niet-aangifte of niet-volledige aangifte volgt een bericht van wijziging waarbij de niet-aangegeven inkomsten aan de belastbare basis worden toegevoegd. Opvallend is dat in deze berichten van wijziging, in de context van niet-volledige aangifte van buitenlandse rekeningen, telkenmale een belastingverhoging wordt weerhouden van 50%. De laatste jaren zijn heel wat wijzigingsberichten in die zin verstuurd.
Een belastingverhoging van 50% betreft evenwel een administratieve sanctie met strafrechtelijk karakter. Een dergelijke verhoging kan slechts worden toegepast wanneer de onjuiste aangifte is gebeurd met het opzet belasting te ontduiken, fraude dus. Deze toepassing vereist zowel een materieel element, de overtreding, als een moreel element, een bedrieglijk opzet om belastingen te ontduiken.
Het komt de administratie toe dit vermeend opzet aan te tonen aan de hand van concrete feitelijke elementen. Overtredingen die hun oorsprong vinden in laattijdigheid, materiële vergissingen, te goeder trouw begane onjuistheden komen niet aanmerking bij gebreke aan dit opzet. Bedrieglijk opzet wordt niet geacht bewezen te zijn door het loutere feit van de niet-aangifte van belastbare inkomsten, zelfs al zijn deze omvangrijk. Van het voorgaande kan bevestiging worden gezien in de administratieve commentaren.
In de praktijk echter komt het veelvuldig voor dat de wijzigingsberichten wat betreft deze belastingverhoging er louter een algemene standaardmotivering op na houden (verwijzing naar algemene beginselen, de algemene stelling dat kapitalen naar het buitenland zijn verplaatst zonder aangifte). Deze handelswijze roept vragen op; het valt immers niet te rijmen met de hierboven geduide bewijslast.
Op vandaag zijn dan ook tal van bezwaarschriften hangende waarin wordt verzocht de belastingverhoging van 50% te herleiden tot 10% bij gebrek aan (bewijs van) bedrieglijk opzet.
Rechtspraak kiest kant van belastingplichtige
In recente rechtspraak wordt alvast geoordeeld in het voordeel van de belastingplichtige. Meer bepaald heeft de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen bij vonnis van 3 mei 2021 een belangrijke uitspraak gewezen.
In de betrokken casus was de belastingplichtige titularis van rekeningen in Frankrijk en Duitsland. Ingevolge Franse en Duitse inlichtingen, en na een vraag om inlichtingen en antwoorden daarop, was komen vast te staan dat de rekening en roerende inkomsten van Franse en Duitse oorsprong niet (volledig) waren opgenomen in de Belgische fiscale aangiftes. De fiscus paste een belastingverhoging van 50% toe, en motiveerde deze (enkel) als volgt: verwijzing naar de betrokken wetsbepalingen; verwijzing naar de niet-aangifte van de rekening en de roerende inkomsten; verwijzing naar oudere rechtspraak inzake het overbrengen van kapitalen naar het buitenland zonder aangifte ervan. De belastingplichtige betwistte deze belastingverhoging. De zaak kwam uiteindelijk voor de rechtbank te Antwerpen. De rechtbank zet de puntjes op de “i”:
- Het is aan de belastingadministratie aan te tonen dat er sprake is van bedrieglijk opzet.
- Het enkele feit dat geen aangifte werd gedaan van belastbare inkomsten – zelfs al waren deze aanzienlijk – is onvoldoende als bewijs van bedrieglijk opzet.
- Uit geen enkel element van het betrokken dossier kon worden afgeleid dat er sprake was van opzet, dat de belastingplichtige de administratie bewust zou hebben misleid.
- De belastingverhoging moet worden verminderd tot 10%.
We kunnen deze rechtspraak alleen maar onderschrijven. Met het toepassen van een dergelijke sanctie kan niet lichtzinnig worden omgegaan, dit vergt een duidelijke benadering in concreto, geval per geval, zo volgt uit de rechtspraak. De redenering van de rechtbank geldt ons inziens overigens a fortiori onder meer in de casussen waarbij het bestaan van de buitenlandse rekening (en desgevallend andere buitenlandse gegevens) in de aangifte in de personenbelasting werd gemeld doch de roerende inkomsten niet volledig werden aangegeven.
Dries Verhaeghe en Jan Sandra (Imposto)
Op de hoogte blijven van alle nieuwigheden binnen de juridische en fiscale wereld?
Volg Jubel.be op LinkedIn
0 reacties