Het hof van beroep te Antwerpen heeft in een recent arrest geoordeeld dat de niet-aangifte van een buitenlandse rekening en roerende inkomsten in de aangifte personenbelasting niet onmiddellijk een aanwijzing is van bedrieglijk opzet (Antwerpen 14 maart 2023, nr. 2021/AR/1536). Het is aan de fiscus om het bedrieglijk opzet te bewijzen, vooraleer een belastingverhoging van 50% kan worden opgelegd. Het hof bevestigt hiermee de lagere rechtspraak die we reeds in een eerdere bijdrage hebben besproken.
Feiten: buitenlandse rekening en inkomsten niet aangegeven
Belastingplichtigen hadden een tijdige aangifte in de personenbelasting ingediend met vermelding van hun rekening in Nederland maar zonder dat zij de roerende inkomsten van deze rekening vermeldden. De fiscus had echter informatie ontvangen uit het buitenland, waaruit bleek dat de belastingplichtigen roerende inkomsten hadden verkregen uit hun Nederlandse en ook uit een Zwitserse rekening. De fiscus stelt dat er hier sprake is van twee schendingen, enerzijds het niet-aangeven van de Nederlandse en Zwitserse inkomsten en anderzijds het niet-vermelden van de Zwitserse rekening.
De fiscus stelt dat er in hoofde van de belastingplichtigen sprake is van bedrieglijk opzet door het opzettelijk aanhouden van een rekening in Zwitserland, door de niet-aangifte van de Zwitserse rekening en de roerende inkomsten in Nederland en Zwitserland (terwijl er zelfs beroep werd gedaan op een mandataris om de aangifte in te dienen) en doordat de belastingplichtigen op geen enkele manier hun goede trouw hebben getoond door enige medewerking te verlenen aan het fiscaal onderzoek. Bijgevolg wordt een belastingverhoging van 50% toegepast wegens onvolledige en onjuiste aangifte met bedrieglijk opzet om belastingen te ontduiken.
De belastingplichtigen accepteren de taxatie van de niet-aangegeven roerende inkomsten, maar dienen bezwaar in tegen de belastingverhoging van 50%.
De rechtbank van eerste aanleg Antwerpen oordeelt bij vonnis van 19 februari 2021 dat het loutere feit dat geen aangifte werd gedaan van belastbare inkomsten – ook al zijn deze aanzienlijk – onvoldoende is als bewijs van enig bedrieglijk opzet. De fiscus voldoet niet aan zijn bewijslast, want fraude wordt immers niet vermoed. De belastingverhoging werd door de rechtbank herleid tot 10%.
De fiscus is het niet eens met de vermindering van de belastingverhoging en stelt hoger beroep in tegen het vonnis.
Oordeel van het hof van beroep te Antwerpen
Het hof van beroep te Antwerpen is van oordeel dat de fiscus niet kan afleiden of de belastingplichtigen effectief de intentie hadden om belasting te ontduiken en een onjuiste aangifte in te dienen. Het louter niet-aangeven van een buitenlandse rekening vormt geen aanwijzing van fraude, waarbij de belastingplichtige bewust het bestaan van roerende inkomsten zou hebben verzwegen. De niet-aangifte kan ook puur een nalatigheid of vergissing zijn.
Bovendien wordt door de fiscus geen enkel bewijs voorgelegd dat de belastingplichtigen bewust de kapitalen hebben overgebracht naar het buitenland om Belgische belastingen te ontduiken. Het hof kan evenmin vaststellen dat zij geen medewerking hebben verleend, wel integendeel: zij hebben zich onmiddellijk na ontvangst van het bericht van wijziging van aangifte akkoord verklaard met de belasting van de buitenlandse roerende inkomsten. Er blijkt nergens uit dat zij op de hoogte zouden zijn geweest van de inlichtingen uit Nederland en Zwitserland.
In het algemeen worden geen stukken voorgelegd door de fiscus waaruit blijkt dat er bedrieglijk opzet aanwezig is in hoofde van de belastingplichtigen. Het hof vindt de belastingverhoging van 50% eveneens ten onrechte en beoordeelt de vermindering naar 10% door de eerste rechter als redelijk en verantwoord.
Het hof bevestigt dus het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg.
Conclusie
Het louter niet-aangeven van een buitenlandse rekening en roerende inkomsten is op zich geen aanwijzing van frauduleus opzet. Het bewijs van het bedrieglijk opzet rust op de fiscus, die de bewijslast en het bewijsrisico draagt. Hopelijk komt er door dit arrest een einde aan de slechte gewoonte van de fiscus om bij een taxatie van buitenlandse roerende inkomsten nagenoeg steeds een belastingverhoging van 50% toe te passen.
0 reacties