Opgelet: dit artikel werd gepubliceerd op 18/08/2016 en kan daardoor verouderde informatie bevatten.
Niet Engeland maar Europa is de standaard van de toekomst:
‘Brussels’ blijft zondebok, maar zal meer dan ooit redder in nood zijn
Toen achtereenvolgens premier Macmillan en premier Wilson zich in de jaren ’60 de tanden stuk beten op het feitelijk veto van De Gaulle tegen de Britse toetreding tot de EU, konden zij niet voorzien dat hun land daarop zou moeten wachten tot 1973, na de dood van de generaal, evenmin als zij zouden aangenomen hebben dat hun eigen volk er in 2016 al opnieuw de brui aan zou geven. Ook had niemand in 1985 verwacht dat de Berlijnse Muur en het Ijzeren Gordijn tussen Oost-en West-Europa zouden worden gesloopt voor het einde van het millennium, laat staan het decennium, en nog minder dat kort nadien ook het hele Sovjetstaat zou imploderen.
De toekomst van de EU voorspellen tegen 2050 is dus geen sinecure. Maar geloof en vooral geografie verzetten bergen.
Napoleon wist al dat je aan de geografie van een land zijn buitenlandse politiek kon kennen. België bijvoorbeeld is door zijn omvang en ingesloten ligging veroordeeld tot de Europese Unie. Onze eerste ministers hebben dat altijd goed gezien: zo is Brussel de hoofdstad van Europa geworden. Voor ons is de Europese Unie een ‘tina’ (there is no alternative). Je zou er geografisch determinist van worden. Niettemin zijn we nu veel beter af dan toen we als bufferstaat voor slagveld van Europa mochten dienen.
Een zee kan een muur vormen, maar ook verbinden. De Middellandse Zee was ooit de Mare ‘Nostrum’ die Zuid-Europa verbond met Noord-Afrika en het Midden Oosten. Vandaag speelt ze de tragische rol van doorwaadbare muur.
Ook de Noordzee verbindt en scheidt, en dat sedert tweeduizend jaar. Bretagne was de Romeinse uitvalsbasis naar Engeland -waar Hadrianus zijn muur bouwde. De Noormannen veroverden Engeland in de 11e eeuw vanuit hun Normandië. ‘De Bordeaux’ uit Aquitanië had een Engelse wijn kunnen zijn indien Engeland tijdens de honderdjarige oorlog over Frankrijk had gezegevierd.
Wie omringd is door zee voelt zich vrijer, moderner en toch zeer gehecht aan eigen tradities en gewoonten. Een maritieme omgeving zorgt voor vlotte doorstroming van goederen en ideeën. Maar de bescherming door de zee laat ook de keuze tussen het isolement of de export van eigen tradities als individuele vrijheid en democratie. Gelukkig kozen de Britten en de Amerikanen, uiteraard ook uit eigenbelang, in beide wereldoorlogen uiteindelijk voor de tweede optie, en zo bevrijdden ze niet alleen ons, maar redden ook zichzelf van een Duitse superstaat.
Het was normaal dat de Britten in de vroege jaren ’60 geïnteresseerd waren in een moderne vrijhandelszone als de EEG: hoewel het concept niet uit een Britse koker gerijpt was, was het vooruitstrevend, en bovendien was het voor Engeland aangewezen erbij te horen, al was het maar om de zaken niet uit de hand te laten lopen -mits een ‘just return’ wel te verstaan. Dat laatste motief, op de rem te kunnen gaan staan, zal blijken als sprake is van een heuse Europese grondwet. De existentiële angst voor een ‘politieke’ Europese Unie verklaart het sterke aandringen door Engeland op een snel lidmaatschap van de Oost-Europese landen -d.i. een zekere verwatering van de Europese kern. Paradoxaal genoeg zal precies het vrij verkeer uit die nieuwe lidstaten het bezwaar vormen dat vele Engelsen -van oudsher nochtans vertrouwd met immigratie uit de Commonwealth landen- inroepen als reden voor een Brexit.
Het concept van de EU is even modern als de natiestaat 200 jaar geleden was. Ook dat concept rijpte in Europa. Het werd niet altijd even succesvol geëxporteerd bij de dekolonisatie. Bijvoorbeeld, om in de Frans-Britse sfeer te blijven, Irak, Syrië-Jordanië en Palestina-Libanon kunnen daarvan meepraten na W.O.I; om van Indië en Pakistan na W.O. II. te zwijgen.
In elk geval maken we met de EU opnieuw school, zonder dat we moeten aandringen.
De ASEAN in Zuid-Oost Azië begon als politiek statement in 1967, maar breidde al snel zijn leden en doelstellingen uit, en geniet vandaag zeer actieve belangstelling van Japan, en zelfs van Australië.
De NAFTA in Noord-Amerika is een vrijhandelszone tussen de drie grote Noord-Amerikaanse Staten uit het begin van de jaren ’90.
China doet vandaag zijn uiterste best om zich op te werpen als de verbinding tussen Azië en andere werelddelen, zoals Europa. Zo wordt onder Chinees impuls de éne moderne zijderoute na de andere aangelegd.
De lidstaten stonden heel wat soevereiniteit af aan de EU. Of het een echte overdracht of slechts een deling is, federaal of confederaal, is een juridisch boeiende, maar niet wezenlijke discussie. Dat de vermindering van nationale soevereiniteit een gevoelige kwestie blijft, ondervond de eurozone toen staten als Cyprus en Griekenland in financiële moeilijkheden geraakten. Met dien verstande dat beide landen, Griekenland zelfs na een andersluitend referendum, eieren voor hun geld kozen.
De verhouding tussen het Europees project en de lidstaten moet er één zijn van subsidiariteit: enkel wat de lidstaten beter samen kunnen doen, of zelfs helemaal niet alleen kunnen doen, moet op Europees niveau gebeuren. Landen die niet al te zeer ‘gesterkt’ worden door hun eigen geografie of hun eigen traditie, voelen deze noodzaak intuïtief heel sterk aan. De Schotten dromen misschien van onafhankelijkheid, maar zien geen toekomst voor hun regio dan onder de paraplu van de Europese Unie. Hetzelfde geldt voor de Catalanen. En geen trouwere aanhangers van de Unie dan de Baltische Staten of Roemenië die allemaal onder de Russische hegemonie uitwilden. Ook de nieuwe stad-staten (bv. Londen), solliciteerden na de Brexit voor lidmaatschap.
Van welke materies de soevereiniteit moet worden overgedragen of gedeeld, lijkt heikel maar wijst zichzelf uit. Na kolen en staal, douane en medediging, volgden de interne markt van Delors, en de integratie van de financiële markten en diensten door Lamfalussy. Zelfs Oostenrijk en Luxemburg gingen uiteindelijk in het raam van het vrij kapitaalverkeer over tot opheffing van hun bankgeheim.
Het doorgedreven vrij personenverkeer zonder binnengrenzen (Schengenzone), en de monetaire unie met de euro, waren meer dan alle voorgaande, uitermate politiek-idealistische projecten geboren uit het optimisme van het einde van de eeuw: niet iedereen kon, mocht of wilde meedoen, maar De Gasperi, Monnet, Schuman en Spaak zouden fier geweest zijn.
Voor onze jeugd creëerden deze innovaties een nieuw vaderland zonder grenzen waar reizen en studeren (Erasmus) nog enkel worden bemoeilijkt door het taalprobleem. Op commercieel en financieel vlak werd Europa een reus die vlotjes handelsakkoorden sluit met andere landen en continenten.
In de 21ste eeuw zijn het vooral de crisissen die het Europees ritme dicteren.
De uit de US geïmporteerde financiële crisis bracht in twee hevige opstoten (2008-2011) een Europese bankenunie teweeg, als verlengstuk van de monetaire unie.
En de uit het Midden-Oosten geïmporteerde migratie- en veiligheidscrisis zal op middellange leiden tot meer integratie inzake immigratie, politie, inlichtingen en veiligheid.
Vanzelfsprekend staan Nationale Banken niet zomaar hun bancair toezicht af aan een Europese Centrale Bank; en uiteraard onderwerpen de lidstaten niet zomaar hun begrotingspolitiek aan Europese convergentiecontrole: daarvoor moet het water tot aan de lippen staan.
Nationale politie- en inlichtingendiensten denken er net zo over: ook daar zal enkel de hoogste nood de nationale traditie en de Verdragen kunnen openbreken.
Het is in die zin dat de soevereiniteitsoverdracht zichzelf uitwijst: na een idealistische stap, zoals de euro of Schengen, is het de uiterste noodzaak die ertoe dwingt die stap helemaal logisch door te denken. Sommige lidstaten zouden kopje onder gegaan zijn tijdens de financiële crisis zonder eurozone of tijdens de migratiecrisis zonder Schengen. Engeland had dus meer hinder van de financiële crisis dan vele eurolanden. Zonder Schengen was de migratiecrisis voor Griekenland en Italië de grootste humanitaire ramp van de laatste decennia geworden. Landen die hun lot met mekaar verbonden hebben, delen de lasten. Maar als de nood even ophoudt te bestaan, wordt het opnieuw moeilijk om logisch door te denken: de bankenunie kwam er pas echt na de tweede financiële crisis in 2011, en de afwenteling van de vluchtelingencrisis van 2015 op Turkije laat vermoeden dat ook hier een tweede crisis nodig zal zijn.
Europa gaat dus vooruit, met schokken, en geeft blijk van een grote soepelheid: de integratie van Oost-Europa en de hereniging van de beide Duitslanden werden met optimisme geabsorbeerd.
Europa, en zijn volksaard, reageren weliswaar nog trager op crisissen dan bijvoorbeeld de Verenigde Staten, maar de EU vindt in die vertraging de aanmoediging om, langs de weg van de geleidelijkheid, zich institutioneel beter te wapenen tegen een volgende crisis: de bankenunie en de geleidelijke aanpak van migratie- en veiligheidsproblemen illustreren dat treffend.
Er blijven minstens twee domeinen waar Europa zich op relatief korte termijn nog -meer- zal moeten over-treffen, met name dat van de buitenlandse en de militaire politiek.
Zijn geografie zal Europa tot die stap dwingen, evenzeer als België alleen al door zijn geografie tot een pro-Europese houding werd gedwongen.
Zeventig jaar na W.O. II, mag en kan de EU niet voorbehoudsloos blijven verwachten dat de VS zijn bondgenoten nog eens een eeuw zal blijven beschermen -sommigen zullen zeggen, bemoederen- op hun Oost- en Zuidflank.
De Amerikaanse beslissingen op voormelde fronten dienen trouwens niet steeds in de eerste plaats het belang van Europa, al moet het er wel de gevolgen van dragen: de tweede Irakoorlog is een sprekend voorbeeld.
Los daarvan bestaat het risico dat de VS zich ooit zal willen of moeten focussen op zijn eigen achtertuin: Mexico, Columbia, Venezuela,…
Het zou jammer zijn dat Europa tot dan zou wachten om van de Middellandse Zee opnieuw een échte en met vele andere staten gedeelde Mare ‘Nostrum’ te maken.
De nieuwe uitdagingen van buitenlandse en militaire politiek zullen veel moed, financiële offers en verdragswijzigingen vragen van de lidstaten. En dus, merkwaardig genoeg, nieuwe crisissen vergen. Wel te verstaan, crisissen die zich evengoed zouden voordoen in elk van de lidstaten, maar waaraan we enkel samen – d.i. op Europees niveau- het hoofd kunnen bieden. ‘Brussels’ zal zonder twijfel een heerlijke zondebok blijven, maar vooral, en altijd opnieuw, de redder in nood moeten zijn.
0 reacties