CD&V heeft op 13 mei 2020 een wetsvoorstel ingediend tot versoepeling van het regime van de bevrijdende bedrijfsvoorheffing van 18% op inkomsten die betaald worden aan buitenlandse podiumkunstenaars en sporters.
Onder de bestaande regeling moeten organisatoren 18% bedrijfsvoorheffing inhouden over de inkomsten die zij betalen aan buitenlandse artiesten en sportbeoefenaars. Deze bedrijfsvoorheffing is in principe bevrijdend, wat betekent dat de artiest of sportbeoefenaar dan geen aangifte in de belasting niet-inwoners meer moet indienen.
Het wetsvoorstel voorziet nu een minimum threshold van 15.000 euro. Voor artiesten of sporters die op jaarbasis deze grens niet overschrijden, zal de organisator geen belasting meer moeten inhouden. Wanneer de jaarlijkse inkomsten meer dan 15.000 euro bedragen, dan is de 18% bedrijfsvoorheffing wel verschuldigd.
Het voorstel kadert in de tendens bij bepaalde OESO-lidstaten om het specifieke artikel 17 van het OESO-modelverdrag inzake artiesten en sportbeoefenaars in vraag te stellen. Dit artikel voorziet in de principiële belastbaarheid van artiesten en sportbeoefenaars de zgn. state of performance, i.e. in het land waar het optreden of de sportprestatie plaats vindt. Deze bepaling staat al enige tijd onder druk omdat het alle stakeholders in de sector opzadelt met verregaande aangifte- en rapporteringsverplichtingen.
België heeft momenteel bijvoorbeeld al met de Verenigde Staten in het dubbelbelastingverdrag een vergelijkbare threshold om te bepalen of al dan niet in de state of performance belasting verschuldigd is. Ook Nederland schafte het systeem van bronbelasting geheel af.
Het invoeren van deze grens in de Belgische interne regelgeving zal in de praktijk vaak een besparing opleveren voor de organisatoren. Het is in de sector immers gangbaar dat artiesten en sportbeoefenaars een netto gage onderhandelen met de organisator, waardoor de 18% bedrijfsvoorheffing in werkelijkheid een bijkomende kost is.
Bedoeling van de maatregel is om organisatoren van sportieve en culturele evenementen te ondersteunen na de coronacrisis. Indien het voorstel wordt goedgekeurd, is wel nog enige verduidelijking van de minister van Financiën op bepaalde punten noodzakelijk. Zo is de vraag hoe de 15.000 euro grens exact zal worden berekend – voor of na het in aftrek nemen van een (forfaitaire) kostenaftrek? Verder zal ook de administratieve opvolging van de toetsing van de threshold per belastingplichtige en per inkomstenjaar centraal moeten worden aangestuurd.
Daan Buylaert – Partner Tiberghien
Laurine Vanherck – Associate Tiberghien
0 reacties